donderdag 30 maart 2017

Spaarstand

Veel gestelde vraag op het spreekuur: hoe komt het dat als je een tijdje aan het afvallen bent, het niet meer zo snel gaat als in het begin?


Meer calorieën bij een hoger gewicht

Daar zijn meerdere verklaringen voor. De eerste is: hoe lager je gewicht is, hoe minder voeding je lichaam nodig heeft. Om je lichaam in stand te houden, heb je een bepaalde hoeveelheid energie ofwel calorieën nodig. Dat is om te kunnen ademen, om onze organen te laten werken, om onze lichaamstemperatuur op peil te houden. We noemen dit het rustmetabolisme. Twee derde van alle calorieën die we op een dag eten, hebben we hiervoor nodig. De overige calorieën zijn voor voedsel verteren, al onze activiteiten, lichaamsbeweging en sport. Hoe meer gewicht we hebben, hoe meer calorieën ons lichaam nodig heeft. Maar andersom geldt dat dus ook. En als je 10 kilo bent afgevallen, dan heb je minder calorieën nodig om je gewicht stabiel te houden. Overigens zijn dat geen hele grote verschillen. Zo’n 65 calorieën per dag. Maar als je nog verder wilt afvallen, moet je dus nóg weer wat minder calorieën eten.
Spaarstand
Ten tweede is het zo dat bij mensen die afgevallen zijn, hun energiegebruik enigszins in de spaarstand komt. Ze hebben verbranden minder calorieën dan mensen die nooit een dieet hebben gevolgd om af te vallen. We noemen dat adaptieve thermogenese. Hoe vaker je pogingen hebt ondernomen om af te vallen, hoe vaker je een dieet hebt gevolgd, zegt dus iets over hoeveel calorieën je kunt eten op een dag.
Meer eten

De derde verklaring is dat je ongemerkt toch weer wat meer gaat eten. Een dieet volgen is nu eenmaal heel erg moeilijk. Je vervalt makkelijk (onbewust) weer in oude gewoontes: dropjes uit de snoeppot op het werk, gedachteloos iets eten bij de tv, bij het avondeten nét iets meer opscheppen. Of je zwicht toch eerder voor een ijsje of gebakje dan in het begin, toen je nog ontzettend gemotiveerd en streng voor jezelf was. Vaak komt dat ook doordat je al afgevallen bent. En dat merk je: je kleding zit niet meer zo strak, je kunt weer makkelijker bewegen en bukken, het sprintje naar de trein gaat beter, je voelt je minder zwaar en futloos, je zit beter in je vel. De grootste drijfveer van het afvallen is daardoor deels weggevallen.

Krachttraining
Maar wat kun je zelf doen om weer succesvol door te gaan met afvallen? Krachttraining kan helpen. Door de samenstelling van je lichaam te veranderen, kun je je verbranding ook weer verhogen. Trainen dus. Dat kan met gewichten of door oefeningen te doen waarbij je je eigen lichaamsgewicht gebruikt: squats, lunges, planks , pull-ups push-ups, etc). Ons lichaam bestaat uit spiermassa, organen, botten, vetmassa en vocht. Met name de hoeveelheid spiermassa bepaalt hoe groot onze verbranding is. Dus door het opbouwen van meer spieren, verhoog je je verbranding. En dat kan zowel gewichtsverlies als uiteindelijk gewichtsbehoud ten goede komen.

donderdag 16 maart 2017

Wel dik maar niet gezellig?


Terwijl in het zuiden van het land het Carnaval losbarstte, was het in Londen en Milaan fashionweek. Mijn Facebook account stroomde vol met foto’s van vrienden en familie uit Brabant die zich in de meest uiteenlopende uitdossingen zich volledig stortten in het feestgedruis. Op mijn Twitter account zag ik hoe mijn timeline zich vulde met de nieuwe herfst-en wintermode van seizoen 2017-2018. En las ik de column van Cécile Narinx, hoofdredacteur van Harper’s Bazaar én fervent carnavalsvierder in haar voormalige thuisstad Maastricht. Zij vertelde over de perfecte Carnavalsoutfit en aan welke eisen die moet voldoen.

In een kader bij haar stukje las ik dat ze ook een Carnavalskraker op haar naam had, toen ze in 2012 deel uit maakte van een carnavalstrio. Het lied heet: Ge bent wel dik maar niet gezellig. Dat schiet bij mij een beetje in het verkeerde keelgat. Ik heb dagelijks te maken met de stigma’s die leven rondom mensen met (fors) overgewicht. Op mijn spreekuur vloeien bijna dagelijks tranen. Er gaat heel veel verdriet schuil achter het gewicht van mensen. Niemand heeft obesitas voor zijn lol. Tegelijkertijd worden mensen door hun omgeving en de samenleving enorm veroordeeld. Wat ook heel schrijnend is, is dat je strijd met je kilo’s niet heel privé is: iedereen kan het zien. Dat is met heel veel andere problemen niet zo. Die zijn niet op het eerste gezicht duidelijk zichtbaar voor anderen.

Mensen met overgewicht worden beoordeeld als slap, hebben weinig wilskracht, kunnen niet kunnen doorzetten, zijn lui, ongedisciplineerd en onaantrekkelijk. Alleen al het rijtje wat ik in type op google om wat meer te lezen over de mening over dikke mensen spreekt boekdelen. En ze zijn dus ook gezellig. Het idiote is dat de helft van de mensen in Nederland overgewicht heeft. Ongelooflijk dat die stigma’s nog steeds zo aanwezig zijn. Wat ondertussen werkelijk zo is: mensen met overgewicht krijgen veelbetekenende blikken, opmerkingen over hun (toenemende) gewicht, worden benadeeld bij sollicitaties, hebben minder dates.

Waar trouwens het idee vandaan komt dat dikke mensen gezellig zijn, weet ik niet. Als ik moet raden, heeft het te maken met het idee dat wij bij eten hebben: samen eten en drinken is gezellig. Dat samen eten en drinken doen we natuurlijk als we thuis zijn en samen aan tafel gaan, maar nóg meer bij feestjes, uitjes, uit eten gaan, borrelen, en ook tijdens Carnaval. Het is een sociaal iets en als je daaraan niet meedoet, dan wordt vaak gezegd: doe niet zo ongezellig. En de mening over dikke mensen is ook dat zij veel eten. Dan moeten ze dus wel gezellig zijn.

Zelf blijf ik toch hopen op meer begrip, compassie, een luisterend oor en een helpende hand. Allemaal een stuk moeilijker dan iemand veroordelen, omdat je dan iemands verhaal kent. Je kunt je daardoor beter inleven in de omstandigheden en de situatie waarin iemand verkeert. Met welk gewicht dan ook.

donderdag 9 maart 2017

Hoge verwachtingen

Tegenover me tijdens het spreekuur zitten een vader en zijn 9-jarige zoon. ‘Als jij ons kunt vertellen wat gezonde variaties voor tussendoortjes zijn, dan zou dat het voor ons heel veel makkelijker maken. Dan kan mijn zoon die voortaan gewoon zelf pakken en dan te hoef ik niet steeds nee te zeggen.’ De vader zegt het tegen mij alsof dat de normaalste zaak van de wereld is. Als zijn zoon maar weet wat hij mag eten, dan komen er geen vragen, discussies en nee-zeggen meer aan te pas.
 
De zoon is zoals gezegd 9 jaar oud en heeft overgewicht. Via de huisarts zijn ze bij mij beland. Vader en moeder zijn gescheiden. Zoon woont de helft van de week bij vader, de andere helft bij moeder. Het eetverslag wat ze bij zich hebben is ook eerlijk verdeeld: een dag verslag van het eten bij vader en een dag verslag van eten bij moeder. Vader vertelt dat een gezin in hun omgeving ook naar de diëtist ging en dat ze fijne adviezen hadden gekregen. Hele praktische adviezen: wat mag wel en wat mag niet. Dat leek hem ook wel wat.
Hij vertelt verder dat ze bij hem thuis nu al veranderingen hebben gemaakt in de hoeveelheid en soort broodbeleg. Dunner smeren en mager beleg gebruiken. Bij moeder is dat nog niet zo. ‘Kijk maar’ zegt vader: ‘bij moeder eet hij nog wel worst en chocopasta op brood.’ De zoon zit er maar stilletjes bij.
 
Een aantal dingen is nu al pijnlijk, en het gesprek is pas 10 minuten geleden begonnen. Vader lijkt niet in de gaten te hebben dat zoon heel ongemakkelijk is. Er wordt opeens veel op zijn schouders gelegd: hij moet dus zelf gezond gaan kiezen. En bij zijn moeder moet er ook gezonder worden gegeten. Dat is heel lastig voor een 9-jarige (voor een kind van elke leeftijd, eigenlijk). De ‘schuld’ wordt door vader nu neergelegd bij zoon en moeder.
 
Hoe zal ik dit tegen vader zeggen? Ik wil hem niet beschuldigen of veroordelen, maar wel met hem praten over verwachtingen en verantwoordelijkheid. Ik begin door te zeggen dat hij erg veel van zijn jonge zoon verwacht. Alleen maar weten wat gezond is, zal nog niet helpen bij gezonder kiezen. Niet bij kinderen (en ook lang niet altijd bij volwassenen, trouwens), omdat kinderen de gevolgen van hun keuzes, en zeker de keuzes op lange termijn) niet kunnen inschatten. Onze voedselkeuze komt tot stand door diverse factoren: beschikbaarheid, bereikbaarheid, eetlust, het zien of ruiken van eten, anderen zien eten, gewoonte, emoties, honger, verveling, stress, etc. Het kiezen van gezond is zó ingewikkeld. Juist de ouder kan hier heel goed in sturen, afspraken over maken met het kind, duidelijkheid bieden. De ouder beslist over wat, waar, wanneer en hoeveel. Door hierin heel consequent te zijn, komen in de loop van de tijd vragen en discussie steeds minder voor. Het wordt dan makkelijker voor vader en zoon. En in een ideale situatie gelden dezelfde regels bij moeder. Maar alle begin is moeilijk. Hierbij zal ik hen begeleiden.