donderdag 19 maart 2015

Calorieën

In de Verenigde Staten is het sinds  november 2014 verplicht voor onder andere restaurant ketens, bioscopen en pretparken om calorieën te vermelden op menu’s. Voorstanders van dit idee bejubelden dit besluit van de Food and Drug Administration (FDA, het ministerie van volksgezondheid in Amerika) want zij hebben hier zo’n 10 jaar op gewacht. Zij hebben de hoop dat deze maatregel een belangrijk wapen is in de strijd tegen obesitas.
 
Ik lees dit in een artikel in The New York Times. Hierin wordt verteld dat in New York en Philadelphia deze labeling van menu’s al langer bestaat. En dat het effect ervan eigenlijk te kort (gedurende een paar weken of maanden) en onder een te klein aantal mensen (een paar duizend) is onderzocht om goed te kunnen zeggen of het werkelijk effect heeft op het eetgedrag van mensen; eten zij daadwerkelijk minder calorieën als zij weten wat er in een voedingsmiddel zit?
 
In 2008 en 2010 zijn onderzoeken geweest waarbij aan de consument werd gevraagd of zij de calorie aanduiding hadden gezien en of het hun bestelgedrag had veranderd. Toen bleek dat maar iets meer dan de helft van de consumenten de aanduiding had gezien en slechts een kwart van hen had vervolgens zijn bestelling aangepast. Dat was van het totale aantal ondervraagden maar zo’n 15%. Wanneer de onderzoeker wat verder door ging vragen, bleek dat degenen die hun bestelling hadden aangepast met name de hoger opgeleide consument was. Met andere woorden: niet de doelgroep. Want mensen met een hoger opleidingsniveau hebben minder vaak obesitas dan mensen met een laag opleidingsniveau.
 
Een groot onderzoek dat miljarden transacties van Starbucks gebruikte, vond wel verschil in wat mensen bestelden als er calorie aanduiding was. Het gemiddelde aantal calorieën per transactie werd 14% lager en dit effect hield tenminste 10 maanden stand. Dat was alleen bij het voedsel, niet bij de dranken.
 
George Loewenstein, econoom bij Carnegie Mellon University die onderzocht hoe gedrag obesitas beïnvloedt, was sceptisch over het effect van het labelen van menu’s op het gedrag van de consument. Hij zegt dat er maar weinig gevallen zijn waarin gedragswetenschapper vonden dat het alleen geven van informatie aan mensen hun gedrag erg veranderde. Wat wél tot verandering leidt is het wijzigen van de prijs en het wijzigen van gemak waarmee het voedsel te verkrijgen is.
Hij legt uit dat menu-labeling een typisch voorbeeld is van hoe mensen met een hoge opleiding ‘oplossingen’ bedenken voor mensen met weinig of geen opleiding, zonder dat zij een goed inzicht hebben in hoe deze doelgroep de verstrekte informatie kan gebruiken. Alleen al mensen laten begrijpen wat deze getallen betekenen is moeilijk. En als ze dan begrijpen wat de calorie aanduiding betekent, weten ze nóg niet wat ze ermee moeten. Kortom; de mensen voor wie de informatie het hardst nodig is, weten niet hoe ze het moeten gebruiken.
 
Brian Elbel, professor Volksgezondheid aan New York University’s School of Medicine die het onderzoek van het effect van menu labeling uitvoerde, zegt dat het obesitas probleem niet door een enkele verandering aangepakt kan worden: verlaging van het aantal mensen met obesitas zal moeten komen door een combinatie van verschillende acties, systematisch toegepast gedurende een langere tijd. Geen enkele single-policy zal dé oplossing bieden.

donderdag 12 maart 2015

12 uur

Ik lees een artikel in The New York Times dat gaat over tijd en eten. En dat een tijdslimiet die wordt gesteld aan wanneer er gegeten mag worden, kan helpen bij regulatie van het lichaamsgewicht. Het onderzoek dat is gedaan is tot nu toe alleen bij muizen gedaan. Maar toch is het een interessant verhaal.
 
In een studie die in 2012 werd gedaan, werden 2 groepen muizen gevormd. Beiden kregen hetzelfde voedsel, namelijk een voeding met veel vet. De ene groep kreeg toegang tot dit voedsel wanneer ze maar wilden. De andere groep was alleen toegestaan te eten gedurende 8 uur. De muizen die mochten eten wanneer ze wilden werden dik, ongezond en ontwikkelden symptomen van diabetes. Maar de muizen die maar 8 uur per dag ditzelfde vette voedsel mochten eten kwamen maar een klein beetje aan in gewicht en kregen geen gezondheidsklachten.
 
In het nieuwe onderzoek werden de muizen in 4 groepen verdeeld. Groep 1 kreeg voeding met veel vet, groep 2 kreeg voeding met veel vet en vruchtensuiker, groep 3 kreeg voeding met veel vet en gewone suiker, groep 4 kreeg normaal muizenvoedsel. Sommige muizen mochten eten wanneer ze wilden, andere muizen mochten eten in een tijdsperiode van 9, 12 of 15 uur. De calorie inname van alle muizen was hetzelfde.

Gedurende 38 weken mochten sommige muizen in de groepen met de tijdslimiet smokkelen in de weekenden; zij mochten dan toch buiten de tijdslimiet eten. En een aantal muizen die in de groep zaten die de hele dag mochten eten, werden halverwege overgeplaatst naar een groep met tijdslimiet.


Aan het einde van het onderzoek waren de muizen die de hele dag mochten eten obees geworden en vertoonden ze metabole ziekten (afwijkingen in bloeddruk, bloedsuiker, cholesterol). Maar de muizen die 9 of 12 uur per dag mochten eten bleven gezond en slank. Zelfs als ze in het weekend mochten smokkelen. Bovendien waren de muizen die halverwege het onderzoek van de hele dag eten naar een groep met tijdslimiet waren verplaatst, een deel van hun aangekomen gewicht weer kwijtgeraakt.


De tijdslimiet voorkomt dus niet alleen obesitas, maar kan het ook weer terugdraaien, was de conclusie van de onderzoeker. En dat was verrassend om te ontdekken. De muizen die gewoon muizenvoer aten met een tijdslimiet hadden ook minder lichaamsvet dan de muizen die de hele dag mochten eten.

Hoe dit precies werkt, is voor de onderzoekers  ook nog onduidelijk. Zij denken dat het te maken heeft met de biologische klok. Die heeft minder te maken met licht en donker, maar meer met de tijden waarop we onze maaltijden eten.
 
Als  de resultaten van dit onderzoek ook bij mensen werken, zou je deze methode dus kunnen toepassen: je eetmomenten aanpassen aan een tijdslimiet van 12 uur. De tijd gaat dan in wanneer je ’s morgens je eerste calorieën inneemt: je ontbijt, of je eerste kopje koffie met melk of suiker.

donderdag 5 maart 2015

Eetverslag

Mijn vader komt uit een groot gezin. Hij is de jongste van 8 kinderen. Als je opgroeide in een arbeidersgezin in de jaren ‘50 dan was scholing en opleiding toch een beetje een ondergeschoven kindje. Het was belangrijk dat de opgroeiende kinderen zodra zij oud genoeg waren (15-16 jaar) een financiële bijdrage konden leveren aan het gezin. Als je dan de jongste was, dan volgde je gewoon de weg van je oudere broers. Daarnaast had mijn vader de pech gedeeltelijk doof te zijn en veel last te hebben van zijn oren. Daardoor miste hij veel op school: deels omdat hij er  niet was (maar bij de dokter of in het ziekenhuis) en deels omdat hij het gewoonweg niet hoorde. Hierdoor is lezen en schrijven voor hem moeilijk. Hij kan het wel, maar niet met het gemak waarmee de meeste mensen dit kunnen.

In mijn jeugd schreven wij elkaar in ons gezin vaak briefjes. Huishoudelijke en praktische mededelingen, lieve briefjes,  korte krabbeltjes en wensen naar elkaar. Die legden dan op een ontbijtbord, een hoofdkussen, op lunchtrommeltjes of schoven we onder elkaars slaapkamerdeur door. De briefjes die ik kreeg kwamen meestal van mijn moeder en zus. Heel soms kwamen ze van mijn vader. En die waren mij het meest dierbaar, zeker toen ik zelf oud genoeg was om te beseffen hoe bijzonder deze waren en hoeveel moeite en tijd het had gekost om te maken. Heel anders dan die snelle krabbels van ons.
 
In mijn werk kom ik nu met mensen te spreken uit alle lagen van de bevolking en van allerlei afkomst. Als zij voor de eerste keer op het spreekuur komen, dan wordt hen gevraagd een eetverslag in te vullen. Dat bespreken we dan samen. In die eetverslagen kom ik, evenals mijn collega’s, ook heel veel schrijf- en spelfouten tegen. Ik vind ze grappig en aandoenlijk tegelijkertijd. Bootramen (boterhammen), 1 snij broodje (1 sneetje brood), kipvilee (kipfilet), Gordon bleu, (cordon bleu) en uiteenlopende variaties op yoghurt (toegegeven, ís ook een lastige). Van een diëtist op Twitter las ik laatst bastaardsuiker (basterdsuiker) en kolidraden (koolhydraten). En mijn collega vroeg ooit aan haar cliënt: ‘….eh, wat bedoelt u precies met kwasantje?’.  Door het uitspreken werd het meteen duidelijk.
 
Het is goed je te realiseren dat het maken van een eetverslag eigenlijk toch al een ‘met de billen bloot’ gevoel geeft. Wat en hoeveel je eet en drinkt is heel persoonlijk. Het is niet altijd fijn dat te moeten delen. Het gaat vaak gepaard met schaamte. Dat gevoel wordt extra groot als je weet dat schrijven niet je sterkste kant is en dat er daardoor ook schrijffouten in staan. Soms hebben mensen het eetverslag niet ingevuld en dat kan veel verschillende redenen hebben. Eén ervan is niet goed kunnen lezen en schrijven. Toch hebben eetverslagen met hanepoten en schrijffouten voor mij een veel grotere waarde dan die correct geschreven zijn.
 
En de briefjes van mijn vader? Dat zijn inmiddels waardevolle en schaarse smsjes geworden.