donderdag 24 april 2014

Havermout


In Utrecht zijn veel muurschilderingen. Ik vind dat vaak wel een vrolijk beeld in de stad. Als ik op de fiets zit, kom ik vaak langs de schilderingen. Op Oudenoord is een hele zijmuur van een huizenblok beschilderd met een plaatje waarin stad en natuur afgebeeld zijn, op de Trumanlaan het meisje met de bellenblaas. Daarnaast zijn er muurschilderingen die oude plaatjes of reclames van winkels of produkten.

Een straat waar ik ook regelmatig fiets, is de Zacharias Jansenstraat. Hier is een muurschildering over havermout. Het is een ouderwets reclameplaatje waarop staat havermout gereed, ontbijt compleet. Dit is mijn favoriet. Het heeft te maken met het oude beeld ervan, een stapje terug in de tijd. En ook met de havermout zelf. Ik ben het namelijk ook wel eens met de uitspraak die erop staat. Behalve dat ik havermout een heel lekker ontbijt vind, is het ook een heel gezond ontbijt. Het is heel voedzaam, doordat het vezelrijk is vult het ook heel goed en lang, het bevat veel vitamine B en calcium. Ook hebben de vezels uit havermout een gunstig effect op het cholesterolgehalte. Vooral na het sporten ’s morgens vroeg vind ik het heerlijk om dit te eten.


Op het spreekuur praat ik ook over ontbijten met mijn cliënten. Dat het vooral gaat om deze gewoonte in te passen in het dagelijks leven. En dat het ontbijt elke dag anders kan zijn. Ook havermout noem ik als mogelijkheid. Hoe mensen daarop reageren is heel wisselend. Oudere mensen (de pre-magnetron generatie) denken vaak aan hoe zij vroeger toen ze jong waren havermout maakten. In een pan, op het gasfornuis, melk koken met havermout erin. Veel werk en het duurt lang! Jonge mensen kennen de bereiding vooral als makkelijk en snel: kommetje melk met havermout de magnetron in schuiven en na hooguit 2 minuten is het klaar.


Havermout is de laatste jaren weer veel meer in the picture gekomen. Het is hip geworden, gezond eten is voor een grote groep mensen steeds belangrijker geworden en er zijn daardoor steeds vaker ook mensen op het spreekuur die al havermout eten. Als pap, gemaakt met melk, sojamelk of een andere plantaardige zuivelvorm, of die het verwerken in een zelfgemaakt drinkontbijt van fruit, zuivel en zaden.

Ook bij de (volgens mij wel weer enigszins inmiddels op z'n retour zijnde) hype van superfoods kwam havermout weer terug. Het wordt dus aan alle kanten in de wereld van gezonde voeding aangeprezen. Het leuke hiervan vind ik dat het om een heel simpel en natuurlijk product gaat. Niets ingewikkelds, niets gekunsteld of bewerkt. Back to basic eigenlijk.

Op internet kom ik ontelbare pleidooien tegen voor het eten van havermout. Voor mij telt vooral: snel, makkelijk, gezond en lekker!

donderdag 17 april 2014

Oudere vrouwen en overgewicht


In mijn blogs schrijf ik vaak over mijn werk met kinderen met overgewicht en obesitas. Omdat dit een letterlijk groeiend probleem is. Maar in februari van dit jaar las ik een artikel over overgewicht en obesitas bij oudere vrouwen in The New York Times. Ook in dit artikel werd benoemd dat onze aandacht vooral ligt bij kinderen en jonge mensen met overgewicht en dat oudere vrouwen een beetje een vergeten onderwerp zijn. Maar dat resultaten van een studie naar de gevolgen van overgewicht en obesitas bij 36.000 vrouwen in de leeftijd van 66-79 jaar (gemiddelde leeftijd 72) indrukwekkend zijn als het gaat om de gevolgen van het overgewicht op gezondheid, levensduur en zelfstandigheid of zelfredzaamheid.

Deze vrouwen werden gevolgd in een periode van 19 jaar. 19% van de 36.000 vrouwen bleef gezond. Dat wil zeggen dat zij bleven leven tot tenminste de leeftijd van 85 jaar, geen belangrijke chronische ziekten ontwikkelden en zij bleven mobiel; ze waren nog steeds in staat te kunnen lopen. Een kleine 15% van de vrouwen startte de studie met 1 of meer chronische ziekten (kanker, hartinfarct, herseninfarct, diabetes of een heupfractuur). Zij ontwikkelden geen extra gezondheidsproblemen en zij bleven mobiel. 23% ontwikkelde wel een ziekte tijdens de studie periode, maar behield mobiliteit.
Ruim18% verloor wel het vermogen te lopen. Zij hadden krukken, rollator of een rolstoel nodig, of zij meldden dat ze de straat niet meer uit konden lopen of de trap niet meer op konden. De onderzoekers gebruikten juist dit als maatstaf omdat het ook het verlies van zelfstandigheid betekent. De rest van de vrouwen, bijna 25%, stierf voordat zij 85 jaar oud waren.

De onderzoekers bekeken de resultaten aan de hand van de BMI van de vrouwen en zagen dat vrouwen met een gezond lichaamsgewicht een veel grotere kans hadden om 85 jaar te worden zonder chronische ziekten of het verlies van mobiliteit. Eigenlijk was de conclusie dat hoe zwaarder men is, des te beroerder zijn de kansen op een gezond later leven.

Dat is geen nieuws. We weten al dat overgewicht niet gezond is en dat het de kans op ziekten groter maakt. Wat wel nieuw is, is de grote onderzoeksgroep, het feit dat het alleen vrouwen waren die onderzocht zijn, en dat er gekeken is naar oude vrouwen (deels 85+).

Vergeleken met oudere vrouwen met een gezond gewicht, hebben vrouwen met overgewicht (BMI > 25) 20% meer kans op het ontwikkelen van 1 van de 5 eerdergenoemde chronische ziekten. Vrouwen met obesitas (BMI >30) hadden 65% grotere kans hierop. Bij een BMI > 35 werd de kans zelfs twee keer zo groot. De aannemelijkheid te sterven voor de leeftijd van 85 jaar toonde eenzelfde patroon. Het verlies van mobiliteit was bij vrouwen met overgewicht 60% groter en bij vrouwen met obesitas wel 3x zo groot.

Op het spreekuur komen veel vrouwen die na de menopauze aangekomen zijn in gewicht. Sommige vrouwen hebben al een behoorlijk lijnverleden en hebben het vertrouwen in gewichtsverlies al opgegeven. Zouden deze getallen invloed kunnen hebben op hun motivatie, doorzettingsvermogen en vechtlust om te strijden voor een gezond(er) gewicht?

donderdag 10 april 2014

Mijn kat en zijn zeurkrukje

Pffffff…..met een zucht duw ik het deurtje van de reismand van mijn kat dicht. Altijd weer een gedoe om hem daarin te krijgen. Want hij weet dat als hij erin moet, dat er dan iets vervelends gaat komen: een ritje met de auto of naar de dierenarts. Vandaar zijn stevig verzet. Deze keer gaan we naar de dierenarts voor de jaarlijkse vaccinaties.

Eenmaal daar aangekomen, krijgt hij niet alleen vaccinaties maar ook een snel lichamelijk onderzoek. En hij moet op de weegschaal. ‘Vijf punt zeven kilo. Uw kat is te zwaar’, zegt de dierenarts tegen mij. Hij begint een verhaal over overgewicht en afvallen. En hij vraagt aan mij: ‘wat is zijn streefgewicht?’ Ik bijt op mijn lip om een lach te onderdrukken. Moet ik nou zeggen dat ik diëtist ben of niet? En het lijkt wel alsof ik mezelf hoor praten daar in die spreekkamer. Behalve dan die vraag van het streefgewicht, die kwam zo onverwacht dat ik daar geen antwoord op weet. Bovendien, wat hoort en flinke kater eigenlijk te wegen? Geen idee.

We gaan naar huis met de opdracht: minder eten geven en minder extraatjes. We gaan ermee aan de slag en ik moet er enorm aan wennen. Onze kat is er zelf eigenlijk heel snel aan gewend. Maar wat hij nog steeds wel doet, is in de keuken zitten op het houten krukje dat er staat voor ons om iets uit de hoogste keukenkastjes te pakken. Dat doet hij al zo lang we hem hebben, en met name als wij zelf in de keuken bezig zijn met brood klaarmaken, koffie zetten en koken. Op dat krukje zit hij altijd luidkeels te miauwen dat hij ook wat lekkers wil. Mij vriend heeft zijn gedrag door en gaat het al ‘het zeurkrukje’ noemen.

Ik vertel het verhaal een tijdje later aan mijn buurvrouw die regelmatig op onze kat past. Zij moet erg lachen om mijn verhaal en ook om wat ik vertel over het wennen: dat het vooral voor mij wennen was om hem minder te geven. Al dat gemiauw van hem op dat krukje maakte me erg aan het twijfelen of hij geen honger had. ‘Maar dat is toch jouw werk? Jij praat toch de hele dag met mensen over gewenning, gewoontes en gedragsverandering?’ zegt ze. Tja, dat is waar. Ik zie waar ze naar toe wil. Mijn kat is gewend om iets te krijgen zodra wij in de keuken zijn en hij op ‘het zeurkrukje’ zit. Wij hebben hem dat aangeleerd.

Op mijn spreekuur praat ik inderdaad met mensen over gewoontes en gewenning. Jezelf aanleren om in bepaalde situaties te eten, wil niet zeggen dat je honger hebt of dat je het eten echt nodig hebt. Denk maar aan snoepen bij tv kijken op de bank. Of ’s avonds de koelkast opentrekken om te zien of er nog wat lekkers in ligt. Hoofdhonger is dat, in plaats van maaghonger.

Doordat mijn buurvrouw mij deze spiegel voorhoudt, krijg ik er meer vertrouwen in dat ik het goed doe en mijn kat niets tekort doe. Inmiddels is het streefgewicht bereikt!

donderdag 3 april 2014

Een opgewekt humeur

Jaren geleden kreeg ik van mijn moeder een doosje met kaneelsnoepjes waar ik dol op ben. De snoepjes waren een leuke verrassing, maar ook het doosje vond ik heel grappig. Daarop stond een afbeelding van een pelikaan en op het doosje stond de tekst: ’Het geheim van een opgewekt humeur!’ Omdat ik het doosje zo leuk vond heb ik het altijd bewaard.


Inmiddels ben ik ruim 10 jaar diëtist bij Careyn en praat ik dagelijks met mensen die emotioneel eetgedrag hebben. Hiermee bedoel ik dat ij gaan eten of snoepen of eetbuien krijgen bij het ervaren van emoties. Dat kunnen positieve emoties zijn: ‘ik heb het verdiend’ of ‘iets lekkers mag wel een keer’ of ‘nu is er iets te vieren’. Maar vaker nog zijn het negatieve emoties die eetbuien of snoepgedrag opwekken of tot teveel eten aanzetten. Boosheid, onvrede met een bepaalde situatie, moeheid, onrust, spanningen, angst, nervositeit, stress, verdriet, teleurstelling zijn aanleidingen.

Op mijn spreekuur komen mensen die heel graag willen afvallen. Gewicht verliezen is in theorie heel makkelijk: je moet minder calorieën gaan eten dan je gewend was. Als je een beetje minder eet, val je een beetje af. Als je veel minder eet, val je veel af. Alle mensen die op het spreekuur komen, hebben moeite met wennen aan minder eten en andere soorten eten kiezen. Het veranderen van gewoontes en aangeleerd gedrag kost veel moeite, inspanning en tijd. Voor mensen met emotioneel eetgedrag, wat natuurlijk ook een vorm is van aangeleerd gedrag, is de mate waarin zij hun gedragsverandering moeten volbrengen nog veel groter. Het heeft veel meer impact op de rest van hun leven.

Als je altijd gewend bent om vervelende gevoelens ‘weg te eten’ en je kiest ervoor om dit niet meer te (willen) doen, dan betekent het dat er heel veel op je af komt. Opeens moet je wél die gevoelens toelaten, aanvaarden en op een andere manier troost, rust en ontspanning zoeken. 

Mensen met emotioneel eetgedrag vertellen overigens dat het ‘weg eten’ natuurlijk ook maar heel kort werkt. Even voel je je niet meer boos, bang, verdrietig, gespannen maar daarna komen die gevoelens toch weer terug. Met vaak een overvol en misselijk gevoel van het over-eten. Het schuldgevoel, de schaamte en het gevoel van falen geven opnieuw heel veel negativiteit. Mensen denken van zichzelf (en van anderen!) dat ze niet gemotiveerd zijn om af te vallen. Want anders zouden ze hun gedrag toch wel veranderen? Maar met wilskracht heeft dit niets te maken. Het is een onkunde waar veel begeleiding en ondersteuning bij nodig is. Soms kan begeleiding door de diëtist voldoende zijn, soms is het goed om ook een psycholoog in te schakelen bij gedragsverandering. Het gaat niet altijd om het eten, maar om de achterliggende reden van het (over-) eten. Leren om anders met emoties om te gaan.


Als ik nu kijk naar mijn doosje, dan denk ik dat niet de snoepjes zorgen voor een opgewekt humeur, maar het doosje zelf. En natuurlijk een fijne herinnering aan het krijgen ervan.