donderdag 30 mei 2013

Snoepen

Bij mijn zus thuis wordt heel wat gesnoept door de kinderen. Vooral zo’n uurtje voordat het etenstijd is. Dan krijgen ze al honger en dan vraagt mijn zus wie er wat te snoepen wil. Dat is tegen geen dovemansoren gezegd. Heerlijk vinden ze dat! Het snoepen waar ik nu over vertel, dat zijn snoeptomaatjes, stukjes komkommer, worteltjes en stukjes paprika.
Nu ze sinds kort ook nog een eigen groente tuintje hebben, vinden ze het nóg leuker om wat te snoepen te krijgen. Want dan is het van eigen oogst. Radijsjes, worteltjes, aardbeien en blaadjes jonge sla hebben ze tot nu toe uit eigen tuin gegeten.
Hun enthousiasme over wat ze zelf verbouwen is heel leuk. Het is duidelijk dat ze er heel trots op zijn. En het draagt dus ook nog bij aan het eten van meer groenten. In het geval van mijn neefje en nichtje helpt het bij het vergroten aan de variatie van verschillende groenten en het uitbreiden van hun smaak. Want radijsjes en sla, dat aten ze voorheen niet.
Op mijn spreekuur komen soms ouders van kinderen die slechte of kieskeurige eters zijn. Soms is hun gewicht (bijna) te laag, soms niet. Ouders maken zich vooral zorgen over hoe zij hun kinderen fruit en groenten kunnen laten eten. We praten dan op het spreekuur over verschillende aspecten rondom een maaltijd die een rol spelen bij het beter eten van een kind. Structuur en duidelijkheid helpen hierbij. Dit betekent alle maaltijden en tussendoortjes samen aan tafel opeten. Daarmee maak je tijd om te eten en ben je op dat moment ook even alleen bezig met het eten. Zelf erbij zitten en het goede voorbeeld geven is daarbij van belang. Door het eten te concentreren rond de eettafel en niet steeds ongemerkt hapjes hier en daar tijdens andere bezigheden zoals spelen te geven, merkt een kind wanneer er gegeten gaat worden (en het dus ook van hem verwacht wordt) en wanneer niet. Het bevordert daarmee ook het herkennen van het honger en verzadigingsgevoel. Ook afleiding zoals speelgoed moet even weggelegd worden. De tv is uit. Het kind zit lekker stevig in een stoel, het liefst met de voetjes op een plankje. Variatie en smaak en kleur helpen. Ook het vooraf mogen meehelpen van het kiezen van groenten (tot op zekere hoogte. Geen eindeloos moeilijke keuze, maar: wil je worteltjes of boontjes eten vandaag?) en het helpen wassen en klaarmaken in de keuken kan helpen. En dus ook het eigen tuintje.
Hoe groot het enthousiasme was over de eigen verbouwde groenten, bleek toen mijn zus iets leuks voor de juf op school wilde voorbereiden samen met de kinderen omdat het deze week juffendag is op de school van mijn neefje en nichtje. Mijn nichtje had bedacht de juf een ketting te geven met stukjes fruit eraan en ook de radijsjes en blaadjes sla uit eigen tuin. Ongetwijfeld zou dat het origineelste cadeau zijn geweest voor de juffen van die dag. Maar daar stak mijn zus toch een stokje voor. Het zijn zelfgemaakte en versierde gipshartjes geworden.

donderdag 23 mei 2013

Kaas

Op een zaterdagmiddag even de stad in lopen en dan inkopen gaan doen bij een kazenspeciaalzaak, heerlijk! Mijn favoriete kaaswinkel in de stad (De Kazerij, op de Twijnstraat) is van plafond tot vloer gevuld is met de heerlijkste kazen.
In de New York Times lees ik een artikel over hoe zout, suiker en vet in voedsel kan leiden tot overeten: waarom kun je na 1 stukje/ portie/ hap niet meer stoppen? Kaas is daar zo’n voorbeeld van. In het artikel wordt verteld dat de kaasconsumptie in Amerika is verdrievoudigd sinds de jaren ’70. En dat kaas steeds vaker als ingrediënt wordt gebruikt. Niet alleen op de pizza zit kaas, maar de korst van pizza wordt ingespoten met kaas, op heel veel gerechten kun je gesmolten kaas bestellen (over tonijn op een broodje: tuna-melt, en over patat: cheese-fries), en kaas wordt toegevoegd aan chips, crackers en koekjes. De auteur van het artikel beschrijft hoe het eetpatroon van Amerikanen wordt beïnvloed door de voedselindustrie. Zij doen dat door voedsel te creëren dat hoge concentraties vet, suiker of zout heeft. Want onze voedselkeuze is van nature gebaseerd op en wordt beïnvloed door voedingswaarde. Hoe meer voedingswaarde, des te aantrekkelijker/ lekkerder wordt het eten ervaren.  Dit wordt energie-smaak conditionering genoemd. Als je ver terug gaat in de tijd, is dit een natuurlijk overlevingsmechanisme in mens en dier. Want als er niet veel te eten is, dan is het wel zo slim om iets te eten dat veel voedingswaarde heeft. Dan kun je er een tijdje mee vooruit. Vandaar dat onze voorkeur uitgaat naar voedsel met veel calorieën.
Kaas eten dat kunnen we ook in Nederland wel. In cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek lees ik dat de kaasconsumptie in de jaren ’50 van de vorige eeuw nog 14 gram per dag was, nu is dat 49 gram per dag. Dat is ruim 3x zo veel. De manier waarop we kaas eten is ook veranderd. We eten vaker kaas als tussendoortje, we kiezen vaker voor buitenlandse kazen en gebruiken steeds meer verse kaas en geitenkaas. Daarnaast gebruiken we meer kaas bij de warme maaltijd.
Dat laatste merk ik ook op het spreekuur. Kaas is wordt toegevoegd aan pastamaaltijden, op pizza, in salades, in tosti’s, in stamppotten, wordt tijdens het borrelen gebruikt en vaak ook tijdens het koken wordt er kaas gegeten. Ook een bekende die ik vaak hoor: tijdens het afsnijden van een plak kaas voor op de boterham wordt er ook vaak een extra plakje in de mond gestopt.
Dat de kaasconsumptie is gestegen in de loop der jaren en dat ook het aantal mensen met overgewicht stijgt, is niet verwonderlijk. Kaas is namelijk een grote bron van vet. Let wel, verborgen vet. Want als je het hebt over vet eten, dan denken mensen op het spreekuur eigenlijk nooit op de eerste plaats aan kaas. Ik vertelde hierboven al dat de huidige consumptie van kaas nu 49 gram per dag is. De aanbeveling is 30 gram per dag, en bij voorkeur een magere soort (20+ of 30+).
Hoe pas je dan zo’n bezoek en de aankopen in een kaas speciaalzaak op een goede manier tóch in je leven? Door het te gebruiken als vleesvervanger, door er niet te veel van te eten en door dit niet al te vaak te doen. Bovendien houd je het dan ook echt speciaal.

donderdag 16 mei 2013

Van mij hoeft het niet

‘Van mij hoeft het niet’ zegt de cliënt die zojuist mijn kamer is binnengekomen en nu aan de andere kant van mijn bureau zit. Ze is voor het eerst gekomen, doorverwezen door haar huisarts. Razendsnel maak ik een inschatting van haar. Een echte Utrechtse dame, met het hart op de tong. Lekker direct. Ik besluit haar nukkige woorden te pareren. ‘Van mij hoeft het ook niet’ zeg ik tegen haar, terwijl ik achterover leun in mijn stoel.
Dat verbaast mevrouw zichtbaar, dat het van mij ook niet hoeft. Het kost haar enkele seconden om de betekenis daarvan tot zich te laten doordringen. Dan vertelt ze dat ze het gevoel heeft met haar rug tegen de muur te staan. Ze heeft al jaren obesitas, probeert daar regelmatig wat aan te doen en dat lukt eigenlijk nooit echt. Maar nu heeft ze al een tijd een hoge bloeddruk en de huisarts heeft gezegd dat ze nu moet gaan starten met medicatie en dat wil mevrouw absoluut niet. Ze moet dus toch gaan afvallen om de bloeddruk te kunnen laten dalen.
Ik ben blij dat mijn strategie werkt. Door mensen te laten inzien dat ik niets van ze wil, maar (als het goed is) willen zij iets van mij. Daardoor gaat er voor hen vaak heel veel druk vanaf en hebben ze het gevoel dat ze het werkelijk voor zichzelf doen en niet voor de huisarts of voor mij. Dan pas kunnen ze met echte vragen komen die leven bij hen en kunnen ze gericht vragen stellen over het aanpassen van hun eetgewoonten.
Door mevrouw de vrijheid en ruimte te geven om te kunnen vertellen wat haar dwars zat, kom ik met haar een stuk verder dan wanneer ik haar irritatie en weerstand had genegeerd. Door die er te laten zijn en die te respecteren, voelt mevrouw zich echt gehoord.
In de gesprekken die volgen, wordt het steeds duidelijker dat zij wel meer positieve gevolgen van het afvallen kan bedenken dan alleen het voorkómen van medicatiegebruik tegen de hoge bloeddruk. Zij wil weer de trap op kunnen lopen zonder buiten adem boven te komen. Ze wil beter kunnen bukken, makkelijker haar schoenen vastmaken, wandelen en fietsen langer volhouden. Deze voordelen van het afvallen waren er natuurlijk altijd wel, maar doordat er een medische reden was van het gaan naar de diëtist, en doordat mevrouw daar boos over was (ze wilde immers geen pillen, dus ze ‘moest’ wel), waren die in eerste instantie naar de achtergrond verdwenen. Maar het door haar zelf te laten bedenken en benoemen van haar eigen beweegredenen om af te vallen, werkt veel meer motiverend voor haar. Dit heeft ze nodig om het afvallen te laten lukken.
Met mevrouw gaat het in de loop van de tijd steeds beter. Ik zie haar in het begin vaak en daarna met steeds langere tussenpozen. Ze heeft meer zelfvertrouwen, weet wat gezond eten is en het lukt haar ook om het vol te houden. Met kleine stappen is ze er gekomen. We besluiten na een tijd samen de handeling te stoppen. Mevrouw kan het nu zelf.

donderdag 2 mei 2013

Flexitariër

In de Amerikaanse Vogue lees ik een serie artikelen over mensen die extreem veel of extreem weinig doen aan gezond eten of bewegen. Allemaal vertellen ze over hoe hun leefstijl was en inmiddels is geworden. Hun verhalen gaan over het vinden van balans, een middenweg, een nieuwe leefstijl.
Een vrouw vertelde dat zij zich op het moment dat ze heel ziek werd realiseerde dat ze eigenlijk nooit gezond at. Ze was ook zo opgevoed en vond het heel normaal om altijd bewerkt voedsel te eten, kant & klaar, afhaalmaaltijden, frisdranken met suiker. Heel weinig fruit en groenten. Niet omdat ze dat bewust deed of het niet lekker vond, maar omdat het nu eenmaal zo ging. Ze ging toen ze weer beter was letten op wat ze at, wat ze koos en ondervond dat ze zich veel beter en fitter voelde. En dat door bewust te kiezen het niet zo heel moeilijk was om haar gewoonten te veranderen.

Een ander verhaal werd verteld door en vrouw die altijd maar aan het lijnen was. Elk dieet had ze al wel een keer gevolgd, hoe kort of hoe lang ook. Maar ze had nog steeds overgewicht (het bekende jojo-effect) en ze was alweer aan het overwegen om een nieuw dieet te gaan volgen toen Vogue haar vroeg om gedurende 3 maanden haar obsessie met diëten los te laten en dus niet te gaan diëten. Zij vond dat ontzettend moeilijk, maar ging de uitdaging aan. Grappig vond ik dat ze zei dat ze bedacht dat ze at als een onverantwoord kind. Kinderen hebben geen rem, denken niet aan de gevolgen en willen vooral eten wat ze lekker vinden. Ze vond dat het tijd was om als een volwassene te gaan eten: bewust kiezen, klaarmaken en eten, en met mate snoepen.
Natuurlijk gingen de veranderingen en het aanpassen van hun leefstijl niet vanzelf of zonder valkuilen. De mensen in het verhaal vertelden wat er gebeurd was en veranderd was in een periode van 3 maanden. Maar uiteindelijk waren ze allemaal blij met de keuze die ze hadden gemaakt.
Hetzelfde thema lees ik een artikel in The New York Times: Flexitarian. Healthy, meet Delicious. Hierin beschrijft Mark Bittman dat zijn eetgewoonten in de afgelopen jaren erg zijn veranderd. Hij vertelt over hedendaagse eetgewoonten in het algemeen, dat die zich in een breed spectrum bevinden tussen gedachteloos en neurotisch. Hij geeft daar voorbeelden bij, maar ook  de vrouwen die in Vogue hun verhaal deden vind ik representatief hierbij.
Hij beschrijft ook het begrip Flexitariër. Hij vraagt zich af wat het verschil is tussen een flexitariër en een omnivoor (een alles-eter: zowel vlees, vis als groenten, fruit en granen). Want uiteindelijk ben je in beide gevallen een alles-eter. Maar het woord flexitariër omvat wel wat meer: het betekent dat mensen die eerst dagelijks (veel) vlees aten de keus hebben gemaakt om hun voedselkeuze meer te bewegen richting vegetarisch eten, waarbij ze minder vaak vlees kiezen. Maar ook andersom, dat vegetariërs in hun voeding weer meer vis en soms ook vlees invoegen. Flexitariër betekent dus zoveel als een gebalanceerd eetpatroon met aandacht voor  volkoren granen, peulvruchten, groenten en fruit. Kortom, de middenweg.