donderdag 20 december 2012

Zout

Eind oktober 2012 kwam in het nieuws dat er een nieuw warenwetbesluit is genomen over de hoeveelheid zout in brood. Vanaf januari 2013 zijn alle bakkers minder zout in het brood gaan doen. Dat is heel goed nieuws. Want we zijn steeds meer gewend geraakt aan het eten van zout. Gemiddeld krijgen wij zo’n 10-12 gram zout per dag binnen. Terwijl ons lichaam maar 1-3 gram per dag echt nodig heeft.
Het kabinet geeft aan tevreden te zijn met deze reductie en vindt het een goed voorbeeld van zelfregulering door de sector. Het past goed binnen het kabinetsbeleid om het zoutgehalte in voeding te verlagen. Het is sindsdien aan de rest van de levensmiddelenindustrie dit voorbeeld te volgen.



Op het spreekuur merk ik vaak dat mensen denken dat zij heel weinig zout bij het eten gebruiken. Meestal klopt dat ook als het gaat om het zelf toevoegen van zout. Maar wat de meeste mensen niet weten is dat 80% van het zout dat wij dagelijks binnen krijgen, niet door ons zelf is toegevoegd aan het eten. Door zelf minder zout toe te voegen aan het eten, ben je er dus nog lang niet als het gaat om drastisch minder zout gebruiken.
Als we het niet zelf aan het eten hebben toegevoegd, dan heeft iemand anders dat dus al voor ons gedaan. In brood zit zout, maar ook in het beleg dat wij op het brood gebruiken: kaas en vleeswaren. Ook zit er zout in melk en melkprodukten. En in cornflakes, koekjes, ontbijtkoek, beschuit. Bij de warme maaltijd zit er zout in soep, sauzen, groenten uit potjes of blikjes en groenten uit de diepvries die á la crème zijn bereid. In gekruid, gemarineerd of gepaneerd vlees, in (rook)worst, bouillon, strooiaroma, ketjap, ketchup. In snacks, kant en klaar maaltijden, pizza, vis.
Minder zout gebruiken betekent eigenlijk: meer puur eten. Geen potjes, zakjes, poeders, mixen, kant en klaar en gekruid eten. Maar eten wat vers en onbewerkt is, waarbij je zelf smaak kan toevoegen door gebruik te maken van kruiden, specerijen, citroen en wijn. En dat is wennen. Alleen al als je het hebt over tijdsinvestering en moeite. Je moet dus meer zelf maken.
Bij mij thuis gebruiken we wel zout als toevoeging aan het eten (of aan het kookvocht). In ons keukenkastje is een scala aan soorten zout te vinden. Jozo bewust (3x raden wie dat heeft gekocht en wie dag gebruikt tijdens het koken!) waarin 70% minder natrium zit dan in ‘normaal’ keukenzout. Daarnaast is er zeezout, in een grove en in een fijne maling. Dan nog Fleur de Sel. Door zijn relatieve schaarsheid is fleur de sel een van de duurste zouten en volgens sommigen in culinair opzicht ook het beste. Omdat we koken zonder pakjes en zakjes, weinig bewerkt en kant en klaar voedsel gebruiken, is zout een smaakversterker voor de pure gerechten die we maken.


Wil je zelf weten hoe je minder zout kunt eten? Klik dan hier.

donderdag 13 december 2012

Rauw

De eerste keer dat ik hoorde over raw food ofwel rauw eten, was tijdens een aflevering van de serie Sex & the City in 2003. In deze aflevering ging Samantha eten in een restaurant dat alleen maar raw food serveerde. Zij vond het eten erg smerig, maar bleef maar hapjes en drankjes bestellen omdat ze de ober zo aantrekkelijk vond. Ondertussen zag je haar gezicht steeds vertrekken als ze weer een slok of hap nam van het rauwe voedsel.

Nadat ik dit op tv had gezien, ontdekte ik dat er een raw food movement bestond. Allemaal mensen die alleen maar rauw voedsel eten. Het voedsel is niet hoger dan 40 graden verhit, is vaak biologisch en meestal veganistisch, soms vegetarisch. Doordat alleen maar rauw, veganistisch eten heel extreem is, zijn er ook mensen die dit als onderdeel van hun totale voeding gebruiken. Deels eten zij gekookt, deels eten zij rauw. Dit kan veganistisch (dit betekent helemaal geen dierlijke produkten: ook geen melkprodukten, kaas of ei) of vegetarisch zijn. Helder is denk ik wel: hoe meer je weglaat, hoe moeilijker het wordt om van alle voedingsstoffen en vitamines voldoende binnen te krijgen.

Eind november van dit jaar was het documentairefestival IDFA. Een van de films die werd vertoond, was ‘Rauwer’. Deze film is een vervolg op de film ‘Rauw’ die in 2008 werd gemaakt door documentairemaker Anneloek Sollart. In de documentaire volgt zij de 11-jarige Tom Watkins en zijn moeder Francis Kenter. Zij eten uitsluitend rauw voedsel. Dat doen ze omdat de moeder ervan overtuigd is dat rauw eten veel gezonder is. Zij zegt dat mensen miljoenen jaren geleden ook rauw aten. Tom eet dus geen brood, pasta of rijst. Verder neemt hij geen vlees, vis, eieren of kaas of melk. Tom leefde in 2008 al 5 jaar van fruit, groenten, noten en zaden. Kortom, Tom en zijn moeder kunnen worden omschreven als raw vegans.

Ik keek via youtube naar de documentaire Rauw van 2008. En ik vond het echt verbijsterend om te zien hoe Tom en zijn moeder eten, wat ze eten en hoe zijn moeder met hem praat over hun eetgewoonten. Daarnaast heeft zij een heel duidelijke mening over gekookt en bewerkt eten. Ze laat die mening ook steeds heel duidelijk horen. Aan Tom, maar ook aan haar familie, omgeving, vriendjes van haar zoon, op de biologische markt waar ze werkt. Ook vraagt de documentairemaker aan Tom hoe hij het vindt om altijd rauw (en dus: koud!) te eten, of hij het gekookte eten niet mist. En hoe dat is als hij met of bij vriendjes is.

Nu is het 2012. Tom is inmiddels een tiener en blijkt ondervoed te zijn en een groeiachterstand te hebben. Ook gaat hij niet meer naar school en geeft zijn moeder hem thuis les. Hij eet nog steeds rauw. Daar gaat de documentaire ‘Rauwer’ over. Er is sprake van uit-huis-plaatsing van Tom. Een kinderarts uit het AMC geeft aan dat Tom ernstig ondervoed is en dat dit grote gevolgen heeft voor zijn gezondheid.

Natuurlijk ben ik ook enorm benieuwd naar deze documentaire. Op maandag 17 december werd hij uitgezonden op NL2 om 22.55 uur. Als je hier klikt, dan kun je de uitzending alsnog zien.

donderdag 6 december 2012

12-12-12

In deze tijden van overvloed; de decembermaand en in het algemeen de Westerse wereld waarin wij leven, is het misschien onverwacht om te beginnen over ondervoeding. Maar uit landelijke cijfers blijkt dat in het ziekenhuis 25-40%, in het verpleeghuis 20-25% en in de thuiszorg 15-25% van de patiënten ondervoed is.
Bij ondervoeding wordt vaak gedacht aan hele magere mensen, die er ziek en ongezond uit zien. Toch hoeft dat niet altijd zo te zijn. Ondervoeding staat inderdaad voor ondergewicht, maar ook voor onbedoeld gewichtsverlies (afvallen zonder dat je dat wilt) en het niet voldoende binnen krijgen van energie, eiwitten en/of andere voedingsstoffen. Ook met een te hoog lichaamsgewicht kan iemand ondervoed zijn.

De Stuurgroep Ondervoeding is een groep deskundigen op het gebied van (klinische) voeding en ondervoeding als gevolg van een ziekte. Zij geven aan dat de oorzaken van ondervoeding zijn op te delen in fysieke, psychische, medische en sociale factoren. Fysieke factoren zijn een verminderde smaak, geur, eetlust, mobiliteit, een ontregeling van het honger en verzadigingsgevoel, een verstoorde vertering en opname in het maagdarmkanaal, pijn en vermoeidheid. Psychische factoren zijn angst, depressie, eenzaamheid, verdriet en verandering in levenssituatie. Medische factoren zijn de ziektetoestand, kauw- en slikproblemen, dementie, bijwerkingen van medicatie en verslavingsproblematiek. Sociale factoren zijn verminderde of geen mogelijkheid om boodschappen te (laten) doen en eten te bereiden, eenzaamheid, rouw en armoede.

Om ziekte-gerelateerde ondervoeding meer onder de aandacht te brengen, is op 12-12-12 de Dag van de Ondervoeding. Voor ons team van dietisten een heel mooi moment om de wijkteams van helpenden, verzorgenden en verpleegkundigen in het zonnetje te zetten. Zij krijgen op die dag van ons een traktatie. Want als je de landelijke cijfers met betrekking tot het aantal mensen in de thuiszorg vertaalt naar het aantal mensen dat wordt bezocht door de wijkteams van Careyn, dan zien zij (Careyn breed) tussen de 2600 en 4300 mensen met ondervoeding. Als zij op een dag 8 mensen bezoeken, betekent dit dat van die 8 mensen 1 tot 2 van hen ondervoed is. De wijkteams hebben daardoor een hele grote rol bij het signaleren en herkennen van ondervoeding.
Doordat de mensen van de wijkteams veel en vaak bij mensen thuis komen, kunnen zij los van het lichaamsgewicht, tóch zien of mensen ondervoed zijn of een risico daarop hebben. Zij zien dat aan loszittende kleding, ronddraaiende horlogebandjes, de broekriem die een gaatje strakker moet, de koelkast waarin steeds produkten over de houdbaarheidsdatum heen gaan omdat ze te langzaam worden opgegeten of gedronken.
Deze signalerende rol is van groot belang. Want mensen die ondervoed zijn, hebben een langzamer herstel, zij hebben meer en ernstigere complicaties.  Spiermassa vermindert met als gevolg een afname van de algehele conditie en een verminderde hart- en longcapaciteit. Ondervoeding vermindert de immunologische afweer en de wondgenezing, Het vergroot de kans op de ontwikkeling van decubitus, zorgt voor een afname van de levenskwaliteit en een verhoogde mortaliteit.

Door het tijdig inschakelen van de dietist die ook werkzaam is in de wijk, bijvoorbeeld vanuit de huisartsenpraktijk, het gezondheidscentrum, de apotheek of het centrum voor jeugd en gezin,  kan het ontstaan en de gevolgen van ondervoeding worden beperkt.

donderdag 29 november 2012

Tanzania

In The New York Times las ik een artikel over een studie die is gedaan over afvallen, waarbij werd gekeken naar minder eten versus meer bewegen.  En hoe het toch kan dat als mensen méér gaan bewegen en veel sporten tóch zwaar blijven, niet afvallen soms zelfs aankomen in gewicht.
De onderzoekers hebben in Tanzania leden van de Hadza Tribe onderzocht. Deze mensen leven nog van jagen en verzamelen. Door te kijken naar  hoeveel zij bewegen en hoe hoog hun energiegebruik en metabolisme is, wilden ze antwoorden vinden op bovenstaande vragen. Het is lang gedacht dat mensen die een levensstijl hebben van jagen en verzamelen, en daardoor veel lichamelijke activiteit hebben, veel meer energie verbranden dan wij Westerse inactieve mensen met een kantoorbaan.
Uit het onderzoek bleek inderdaad dat de leden van de Hadza Tribe veel meer lichaamsbeweging hadden. Gemiddeld liepen de mannen ruim 11 km per dag en de vrouwen bijna 5 km. Bedenk dat bij jagen en verzamelen meer komt kijken dan alleen het lopen. Ook het verplaatsen van de verzamelde waren en het sjouwen daarvan is erg inspannend en zwaar (stel je voor dat je de helft van je lichaamsgewicht bijvoorbeeld in de vorm van een prooi de hele dag met je mee zou moeten slepen of op je rug zou moeten dragen). Verrassend was dat hun energieverbranding en metabolisme helemaal niet verschilde met die van de Westerse mens met kantoorbaan.
De onderzoekers konden concluderen dat een actieve, traditionele leefstijl dus niet beschermend werkt tegen het ontstaan van overgewicht of obesitas. Het betekent dat ook actieve mensen zwaarder worden als zij eten volgens onze westerse gewoonten. De onderliggende en enigszins teleurstellende boodschap van deze bevinding is dat lichamelijke activiteit op zichzelf ons niet dun houdt of maakt. Vermeldenswaardig hierbij is wel dat de Hadza mensen allemaal slank waren.
Deze resultaten zijn niet nieuw. Het is al langere tijd bekend dat het makkelijker is om af te vallen door minder (calorieën) te eten dan door meer te bewegen. Ook weten we dat mensen het minder eten beter volhouden dan het meer bewegen.
Door 7000 calorieën (kcal) minder te eten, kun je 1 kg afvallen. De adviezen op het dieetspreekuur zijn 500 kcal per dag minder te eten waardoor men in 2 weken 1 kg afvalt. Dus voor een volwassen man betekent dit: niet 2500 kcal maar 2000 kcal per dag eten. Deze verandering is relatief klein en daardoor wel vol te houden, ook op langere termijn.
Afvallen puur en alleen door meer bewegen zou voor die 7000 kcal betekenen dat men ruim 28 uur moet wandelen of 25 uur fietsen of ruim 8,5 uur hardlopen. Om dat in te passen in het dagelijks leven, let wel: bóvenop alles wat er al in het dagelijks leven wordt gedaan, dat is op z’n zachtst gezegd  even puzzelen.
Misschien leert dit onderzoek ons dat we misschien niet zo actief zijn als de mensen van de Hadza Tribe in Tanzania, maar dat we hun slanke lichaamsvormen wel kunnen bereiken of benaderen. Door onze activiteiten te combineren met hun eetgewoonten: puur, natuurlijk, geen suiker, weinig vet,  onbewerkt, geen fastfood en precies in hoeveelheden die ons lichaam nodig heeft.

donderdag 22 november 2012

Nature versus Nurture

Hoe ontstaat overgewicht? Eigenlijk heel simpel: door méér te eten dan het lichaam nodig heeft. Als je meer calorieën binnen krijgt dan het lichaam verbrandt met activiteiten. Martijn Katan, hoogleraar Voedingsleer aan de Vrije Universiteit Amsterdam, legt het als volgt uit: ‘ons lichaam is een bankrekening. Of je op een dag tien keer snel een tientje stort of in één keer 100 euro: het saldo op het einde van de dag is hetzelfde: 100 euro meer. Zo gaat het ook met calorieën: alles wat binnenkomt, wordt opgeslagen als het niet wordt verbrand.’

Mensen die op mijn spreekuur komen, denken hier vaak anders over. Hun argument is: mijn hele familie heeft overgewicht. Wij hebben daar aanleg voor. Dat deze aanleg werkelijk bestaat, is wel bekend. Op individueel niveau speelt genetica een grote rol. Ongeveer 30-70% van de verschillen in lichaamsgewicht tussen personen is erfelijk bepaald. Ook is het een kwestie van genetische selectie dat het ons instinct is om zoveel mogelijk calorieën naar binnen werken als er voedsel voorhanden is, en om niet onnodig te bewegen. Verder spelen genetische factoren vooral een rol bij de vorming van vetweefsel en bij het reguleren van het honger- en verzadigingsgevoel. Dit laatste is direct van invloed op het eetgedrag.

Grote vraag is natuurlijk: hoe kan het dat het aantal mensen met overgewicht en obesitas in de afgelopen 30 jaar letterlijk is verdubbeld? Dit is niet toe te schrijven aan genetische factoren of aanleg. Onze genenpool, het erfelijk materiaal is in 30 jaar niet veranderd. Wat wel veranderd is, is onze omgeving. 


De invloed van onze fysieke omgeving (de winkels, het voedselaanbod, reclames) en de sociale omgeving (de mensen om ons heen) wordt steeds groter en belangrijker. Onze omgeving nodigt uit tot veel eten en weinig bewegen. Dit wordt een obesogene samenleving genoemd. De markt speelt in op de mogelijkheid en aantrekkelijkheid van eten, ook buiten de maaltijden om. Het is dichtbij, makkelijk verkrijgbaar, goedkoop. Winkels zetten reclameborden of reclame artikelen op plekken neer waar je er niet omheen kan, zij verruimen hun openingstijden. Fabrikanten van voedsel en dranken maken hapklare verpakkingen die er aantrekkelijk uit zien. Zo wordt het wel heel makkelijk om te eten of drinken wat je met één hand kunt doen tijdens het autorijden, winkelen, typen, telefoneren, treinreizen, lezen.

De sociale omgeving is het gezin, de familie, buren en bijvoorbeeld meningen van vrienden. Deze zijn van grote invloed op het uiteindelijke eet- of beweeggedrag. Dit wordt ook wel de sociale norm genoemd. Mensen passen zich (meestal onbewust) aan. Wat is normaal? Als je opgroeit in een omgeving waarin het heel gewoon is om vaak en veel te eten, dan bedenk je je niet makkelijk zelf dat het ook anders kan.

Bij het veranderen van gewoonten en gedrag kun je gebruik maken van dit principe. Sociale steun is ontzettend van belang. Om bijvoorbeeld minder te eten en meer te bewegen is voor kinderen zowel de steun als het goede voorbeeld van hun ouders belangrijk. Voor volwassenen gaat het er om dat zij iemand hebben om samen veranderingen door te zetten. Het hele gezin moet meedoen met het veranderen van gewoonten en het meebewegen (zowel letterlijk als figuurlijk) naar een gezondere leefstijl.

donderdag 15 november 2012

Smaak

Begin november lees ik in de Volkskrant een artikel over het eten met kleine happen. Het gaat over een onderzoek dat voedingswetenschapper Dieuwerke Bolhuis deed voor haar proefschrift aan de Wageningen Universiteit.  Zij toonde aan dat mensen die soep aten met een kleine lepel, minder aten dan mensen die hetzelfde gerecht aten met een gangbare maat soeplepel. De reden dat mensen minder aten was: méér smaak. Door kleine happen te nemen, proef je het eten beter en is er meer smaak.
Bovenaan het krantenartikel staat de kop ‘Het nieuwste dieetadvies:neem kleine happen’. Jammer dat de krant het op die manier presenteert. Want op mij komt dit over als sarcasme en niet als een serieuze manier om deze bevindingen uit het proefschrift te bespreken. Dat het sarcasme nog versterkt kan worden, bewees columnist Sylvia Witteman van dezelfde krant door 2 dagen later een column te wijden aan hoe raar dit advies was.
Maar wat Dieuwerke Bolhuis eigenlijk aantoont met haar onderzoek, is iets wat mijn collega’s en ik al tijden op het spreekuur en op voedingsvoorlichtingen vertellen. Het gaat uiteindelijk niet letterlijk om het eten met kleine happen. Dat is een onrealistisch en onuitvoerbaar advies. Waar het wel om gaat, legt ook de voedingswetenschapper uit, is beter te kijken naar wat je koopt. Koop je sinaasappelsap of koop je sinaasappels? Als je het sap neemt, kun je  binnen 1 minuut wel 150 calorieën binnenkrijgen door het drinken van 1 glas sap. Als je de sinaasappels neemt, moet je er wel 3 van eten voordat je dezelfde hoeveelheid calorieën hebt. Het eten van sinaasappels kost beduidend meer tijd, er komen veel meer happen aan te pas. Bolhuis: 'Doordat het eten van sinaasappels langer duurt, en je hersenen meer smaakprikkels te verwerken krijgen, raak je eerder verzadigd.'
Zij geeft daarbij nog wat voorbeelden die gaan over het nemen van kleine happen. Zoals yoghurt om met een lepel te eten in plaats van yoghurtdrink. Ik kan er daar nog wel eentje naast bedenken. Namelijk de yoghurt in knijpverpakkingen met een drinktuitje. Dit is een prachtig voorbeeld van de voedselindustrie om mensen makkelijker, sneller en meer te laten eten. De fabrikant van deze knijpverpakkingen maakt hierbij ook reclame die de boodschap brengt dat je de yoghurt kunt eten zonder je handen erbij te gebruiken. Je kunt dat doen tijdens het fohnen van je haren, autorijden, typen, enzovoort.
Want natuurlijk zijn er verschillende partijen met verschillende belangen. Enerzijds de gezondheidsvoorlichters, diëtisten, praktijkverpleegkundigen en artsen die zeggen dat mensen minder moeten eten. Anderzijds de voedselindustrie die er grote belangen bij heeft dat de consument alleen maar meer gaat eten. Zij zullen daarom verpakkingen juist groter maken, maar daarnaast ook handzame, praktische kleine verpakkingen die je makkelijk tussendoor even weg eet of drinkt.
Als ik het artikel over de bevindingen van Dieuwerke Bolhuis mag vertalen naar een praktische uitwerking, dan gaat het over bewust kiezen, kopen en eten. Door regelmatig met cursisten of clienten van het spreekuur hierover te praten zowel in de spreekkamer als tijdens rondleidingen in de supermarkt, hopen wij dat consumenten deze moeilijke keuzes steeds beter zelf kunnen maken en aan de slag gaan met het nemen van figuurlijke kleine happen.

donderdag 8 november 2012

Inactiviteit

Sinds een tijdje sport ik in de sportschool bij mij in de wijk. Ik heb dat voorheen nooit gedaan, vooral omdat ik het heerlijk vind om lekker buiten te sporten. En omdat ik aan hardlopen deed, was het ook prima om dat buiten te doen. Je stapt je voordeur uit en je kunt beginnen. Leuk ook om te zien hoeveel mooie en groene plekjes de stad Utrecht kent en ook heel inspirerend om te zien hoe druk het is met mede-sporters, honden uitlaters en wandelende voorbijgangers. Ik loop het liefst bij lekker fris en droog weer, toch andere weersomstandigheden houden me niet tegen. Ik zal niet snel midden in een regenbui van huis vertrekken, maar dreigende donkere wolken houden me niet tegen. Uiteindelijk ben ik nog altijd verbaasd hoe weinig en hoe kort het eigenlijk in Nederland regent.
Maar vorig jaar werd het in december zo’n slecht weer (heel veel nattigheid, nog niets eens echte vrieskou, sneeuw en gladde paden, dat kwam later pas), dat ik besloot tijdelijk (voor de winter periode) een abonnement op de sportschool te nemen. Inmiddels bevalt het zo goed dat ik het combineer met het hardlopen.
Laatst werd in het nieuws een artikel dat was verschenen in het medische tijdschrift The Lancet besproken. Onderzoekers hadden ontdekt dat inactiviteit wereldwijd ongeveer net zoveel doden veroorzaakt als roken. Gebrek aan lichaamsbeweging vergroot de kans op hart- en vaatziekten, diabetes en kanker. De onderzoekers pleiten ervoor dat door zorgverleners niet alleen gewezen wordt op de voordelen van bewegen , maar ook van de nadelen en gevaren van het niet-bewegen.
Dat vind ik erg interessant. Als ik kijk naar de gesprekken met mensen die ik behandel op het dieetspreekuur is beweging altijd een gespreksonderwerp, maar altijd in de zin dat ik het aanmoedig en vertel over wat bewegen voor effect heeft op hun gezondheid of ziektebeloop. Eigenlijk nooit andersom (niet bewegen leidt tot…).
De onderzoekers gaven aan dat tenminste 5x per week 30 minuten matig intensieve inspanning voldoende is. Dat is ook de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. Voor kinderen, jongeren en mensen met overgewicht is het advies dit 60 minuten per dag te doen.
Maar matig intensief en 30-60 minuten is best onduidelijk voor veel mensen. En ik merk dat veel mensen hun activiteit overschatten. Ik hoor dat op het spreekuur vaak: ‘ik wandel elke dag een paar keer met de hond’ of ‘ik heb een heel huis en moet vaak de trap op en af’. Dat is vaak niet de beweging die bedoeld wordt met matig intensief. Daarnaast zie ik op mijn sportschool ook mensen (vast heel goed bedoeld) een soort van fluitend en rustig om zich heen kijkend op een hometrainer of roei-apparaat zitten. Of mensen die een gewicht 5 cm op en neer bewegen in plaats van de spier over de gehele lengte aan het werk te zetten. Dat roept de vraag op: wanneer is bewegen eigenlijk echt bewegen en wanneer is sporten echt sporten? Hoe breng je een boodschap over waarbij de juiste mensen zich daadwerkelijk en terecht aangesproken voelen? Misschien dus wel mede door wat de wetenschappers in The Lancet adviseren: het omdraaien van de boodschap en de andere kant hierin wat duidelijker te belichten.

donderdag 1 november 2012

Vogue

Ik heb een abonnement op de Amerikaanse Vogue. Dit tijdschrift bestaat inmiddels 120 jaar gaat (ja) over mode. En hoewel het leeuwendeel van de inhoud door mode wordt bepaald is het ook een bijbel wat betreft leefstijl, literatuur, levensverhalen, kunst, exposities, geschiedenis en cultuur.
Terwijl ik laatst door Vogue bladerde, viel mijn oog op een artikel geschreven door een moeder van een kind met obesitas. Zij vertelt hierin over de worsteling die zij en haar gezin hebben doorgemaakt wat betreft het gewicht van haar dochter. Ik vind het ontzettend interessant dit te lezen want ik begeleid in mijn dagelijks werk veel ouders van kinderen met overgewicht en obesitas. Zowel individueel op het spreekuur als in groepsverband in cursussen als Clubfit en Fitkids. Natuurlijk hoor ik van hen ook dat zij het heel moeilijk vinden om hiermee om te gaan, hoe ontzettend lastig het is om gedrag, (eet)gewoonten en leefstijl van henzelf als ouder en van hun kind te veranderen.

Ik zou dus allerminst verrast moeten zijn bij het lezen van het verhaal van deze moeder, maar misschien omdat het nu één verhaal is, helemaal achter elkaar verteld in een 4 pagina's beslaand artikel, klinkt het me toch anders in de oren. En tegelijkertijd ook heel herkenbaar.

Ze schrijft dat ze vanaf het derde levensjaar van haar dochter zag dat er een gestage gewichtstoename was. Ze probeerde dat in eerste instantie een beetje te negeren, te denken dat het vast weer over zou gaan als haar dochter een groeispurtje zou maken. Maar dat het gewicht steeds meer toenam en dat de kinderarts bij de leeftijd van 6 jaar ook zei dat ze te zwaar was en bij 7 jaar dat haar dochter obesitas had.

Heel treffend vind ik haar opmerking dat het hebben van overgewicht geen 'private struggle' is: iedereen kan het zien. En dat rond die tijd dat er sprake was van obesitas ook allerlei mensen ongevraagd advies gaven over wat en hoeveel zij haar dochter te eten zou moeten geven. Zij vond dat ontzettend moeilijk. In lijn daarmee is een onderzoek (Kelton Research survey) dat gedaan is in 2011 dat beschrijft dat mensen vinden dat het moeilijkste onderwerp om over te praten met hun kinderen niet sex of drugs is, maar lichaamsgewicht.

In de Verenigde Staten heeft ongeveer 30 procent van de kinderen overgewicht, 17 procent van de kinderen heeft obesitas. Dat betekent dat 1 op de 3 kinderen (ernstig) te zwaar is. We weten dat kinderen die tijdens de puberleeftijd te zwaar zijn, dat in 80% van de gevallen ook nog zijn op 25-jarige leeftijd. Als een kind al vóór de leeftijd van 8 jaar overgewicht heeft, dat de mate van overgewicht op volwassen leeftijd nog groter is. In Nederland heeft 16 procent van de kinderen overgewicht of obesitas. Dat komt neer op 1 op de 6-7 kinderen dat (ernstig) te zwaar is. Deze getallen betekenen misschien impliciet ook wel dat ouders het inderdaad heel moeilijk vinden om gedrag, gewoonten en leefstijl binnen het gezin te veranderen.

De moeder in het artikel beschrijft twee punten waarmee zij het meest moeite had. Het eerste punt is de mening van anderen. Ze vertelt dat ze in het begin vooral opmerkingen kreeg over wat ze haar dochter wel of niet te eten zou moeten geven. Daarna, als ze eenmaal zelf de gedragsverandering hebben ingezet en serieus aan de slag zijn met gezonder eten, minder eten, andere keuzes maken, zegt de moeder: ‘mensen kijken op dit moment even afkeurend als ik mijn dochter eten weiger als toen ik haar een ijsje gaf toen ze obesitas had’. Het tweede punt is de constante vraag om eten door haar dochter. De dochter zegt steeds weer dat ze honger heeft.

Op het spreekuur en tijdens de cursussen voor kinderen met overgewicht of obesitas (Power Kids, Fitkids en Clubfit4Utrecht) zeggen ouders dit ook heel vaak tegen mij. Vooral dat hun kind honger heeft, vinden ze erg vervelend. Een pedagoog legde het eens als volgt uit: als een kind vraagt om méér speelgoed of om langer op te mogen blijven, dan kunnen ouders heel makkelijk bedenken dat ze genoeg speelgoed hebben of dat lang opblijven leidt tot vermoeide en humeurige kinderen die niet goed kunnen opletten in de klas. Nee zeggen daarop is daarom niet zo moeilijk. Het nee zeggen op een vraag om meer eten is dat niet omdat we weten dat eten nodig is om te kunnen leven. Op een eerste levensbehoefte zeg je niet graag nee.
Door op het spreekuur te praten over wat, wanneer en hoeveel kinderen per leeftijdsgroep nodig hebben om gezond te blijven en te kunnen groeien, krijgen ouders inzicht in wanneer het echt genoeg is voor hun kind. Wanneer zij dus met een gerust hart nee kunnen zeggen.

Wat betreft de moeder en de dochter in het Vogue artikel: zij verloor in 1 jaar 7 kg en had tegen de tijd dat zij 8 jaar was (en weer naar de kinderarts moest voor controle) een gezond gewicht bereikt.

woensdag 24 oktober 2012

Civil War

Tijdens onze vakantie in de southern states van de Verenigde Staten, kwamen we bij het afzakken langs de rivier de Mississippi langs Vicksburg. In dit stadje werd in de periode van 18 mei – 4 juli 1863 een deel van de civil war (de burgeroorlog) uitgevochten. Op de battlefields (de slagvelden) van weleer is nu een museum en zijn talloze beelden, oorlogsrelikwieën en monumenten in de battlefields geplaatst. Voorafgaand aan het betreden van de battlefields, konden we naar een film kijken die vertelde over de geschiedenis en de ontwikkelingen tijdens de slag om Vicksburg.
Nou zijn Amerikanen dol op re-enactments. Re- enactment is het naspelen of uitbeelden van historische gebeurtenissen, meestal op de plaats waar deze oorspronkelijk plaats vonden, door deelnemers in historisch kostuum. De film die wij zagen, bestond deels uit foto’s en materialen van destijds en deels was het nagespeeld door acteurs.
De verschillen tussen de beelden van de strijders van toen (zo’n 150 jaar geleden) en de acteurs van nu was onwaarschijnlijk groot. Het beeld van de tanige soldaten in zwart-wit in vergelijking met de weldoorvoede en stevige Amerikanen van nu was werkelijk een wereld van verschil, hoewel dat in letterlijke zin niet zo was: destijds waren het ook de Amerikanen uit dezelfde regio die tijdens de gevechten daar waren.

Deze beelden gaven mij zo ontzettend te denken dat ik me maar met moeite op de historische inhoud van de film kon concentreren. Toch had dit helemaal niet als een verrassing voor mij moeten komen. Bekend is dat gemiddeld genomen het percentage overgewicht onder volwassenen in de afgelopen 30 jaar met ruim 50% is gestegen(!). In 2010 had de helft van de mannen en vier op de tien vrouwen overgewicht. Van het aantal volwassenen met overgewicht had 10,2% van de mannen en 12,6% van de vrouwen obesitas (= ernstig overgewicht).
Bij voorlichtingen of scholingen die ik geef in het kader van de preventie van overgewicht van kinderen, (bijvoorbeeld voor ouders of leerkrachten) maak ik zelf (evenals mijn collega’s) ook gebruik van beelden om de verschillen tussen 30 jaar geleden en nu te laten zien. Bij het bekijken van schoolfoto’s van 30 jaar geleden en deze te leggen naast de schoolfoto’s van de kinderen van nu, kun je ook onmiskenbaar grote verschillen zien. Natuurlijk komt dat ook niet als een verrassing, maar het is voor ouders heel treffend om foto’s van zichzelf te kunnen vergelijken met die van hun kinderen. Dat maakt dat het allemaal veel dichterbij komt en het dwingt mensen naar zichzelf en hun eigen gewoonten te kijken.
Gemiddeld genomen is het percentage overgewicht onder jongeren in 30 jaar met 40% gestegen. In 2010 had 13,7% van de jongens en 13,0% van de meisjes overgewicht. Van het percentage jongeren met overgewicht in 2010 had 3,4% van de jongens en 3,0% van de meisjes obesitas.
Opvallend is, dat als je vraagt aan ouders of leerkrachten of ze hun kinderen en leeftijdsgenoten te zwaar vinden, dat hun antwoord heel vaak nee luidt. Hoe dat kan, heeft te maken met gewenning. We zijn gewend aan het beeld van nu, en dat maakt dat het ons ‘nieuwe normaal’ is. Als je vraagt aan een leerkracht om de kinderen met overgewicht in de klas aan te wijzen, dan zal zijn blik vallen op de kinderen met obesitas. De kinderen met overgewicht worden er zelden aangewezen. Dat geldt voor ons allemaal. Overgewicht zien we gewoonweg niet meer, het valt niet op omdat het alomtegenwoordig is. De foto’s en beelden kunnen ons helpen de werkelijkheid onder ogen te zien.

donderdag 18 oktober 2012

Survival of the fittest

Charles Darwin (1809-1882) was een Engels autodidact op het gebied van natuurlijke historie, biologie en geologie. Darwin ontleent zijn roem aan De Evolutietheorie: zijn  theorie dat evolutie van soorten wordt gedreven door natuurlijke selectie.
Survival of the fittest (overleven van de best aan de omgeving aangepaste) is een term die oorspronkelijk is bedacht door Herbert Spencer nadat hij in Charles Darwins De oorsprong der soorten las. In 1869 nam Darwin de term 'survival of the fittest' over als vervanger van zijn eigen term natuurlijke selectie.
Op het dieetspreekuur vertel ik vaak over deze theorie. Het heeft namelijk alles te maken met wel of niet afvallen. Mensen die graag willen afvallen, gaan in de regel minder eten en meer bewegen. Dat deze veranderingen niet altijd leiden tot (snelle) gewichtsafname, verbaast hen ten zeerste. Ik leg mijn cliënten dan uit dat dat te maken heeft met the survival of the fittest. Een prachtig mechanisme uit de natuur, dat het voortbestaan van de soort beschermt. Want het betekent: degene die zich het best aanpast aan zijn omgeving, die overleeft. Door minder te eten gaat het lichaam zich aanpassen aan deze nieuwe situatie.
 Het energieverbruik dat wij dagelijks hebben (het verbranden van calorieën), bestaat uit basaalstofwisseling (66%) en daarbij komt het energieverbruik nodig voor lichamelijke activiteit, het reguleren van de lichaamstemperatuur en de spijsvertering. Ook het in stand houden van het lichaam kost energie: denk aan het genezen van wondjes en het groeien van haar en nagels. Dit samen bedraagt ongeveer 33% van het dagelijks energieverbruik.
Door minder te eten, leert het lichaam zichzelf in stand te houden door minder nodig te hebben. Het energieverbruik van het lichaam daalt. In een artikel gepubliceerd in The New York Times op 1 augustus jl. werd dit gegeven nog eens bevestigd door een onderzoek dat wiskundige berekeningen omvatte met betrekking tot gewichtsverlies, lichaamsbeweging en energieverbruik. Het onderzoek toonde aan dat het energieverbruik door het afvallen sterk daalde. Zelfs al verbranden de deelnemers 500 calorieën extra per dag door te sporten, dan nóg was het energieverbruik lager dan wanneer ze nooit begonnen waren aan minder eten. De onderzoeker heeft naar aanleiding hiervan een wiskundige formule ontwikkeld die een voorspeller is van de daling van het energieverbruik waardoor verwachtingen met betrekking tot afvallen vooraf kunnen worden bijgesteld.
Het onderzoek leert ons dat afvallen door minder eten en meer bewegen prima werkt, maar dat de verwachtingen die mensen hebben vaak te hoog liggen. Door de invloed die het aanpassen van hun eet- en leefgewoonten op hun dagelijks leven heeft, verwachten mensen erg veel resultaat van hun inspanningen. Als deze verwachtingen niet uitkomen, kan dit leiden tot mismoedigheid, het verlies van vertrouwen en teleurstelling. Ik ben er niet een voorstander van om de wiskundige formules over de daling van het energieverbruik toe te passen in mijn dagelijks werk. Maar mijn ervaring is dat het uitleggen van hoe het werkt in ons lichaam mensen kan helpen bij het stellen van haalbare en realistische doelen en dat het voor hen als een overwinning voelt om die doelen te halen.

donderdag 11 oktober 2012

1 euro

De behandeling van patiënten met zowel overgewicht als daaraan gerelateerde ziekten, zoals diabetes en hoge bloeddruk, levert maatschappelijke baten op van ruim € 0,5 tot € 2,3 miljard over een periode van vijf jaar. Dat blijkt uit onderzoek van SEO Economisch Onderzoek in opdracht van de Nederlandse Vereniging van Diëtisten. Dit is de openingszin van een rapport dat vorige week werd vrijgegeven. Dat is nogal wat. Bijzonder goed nieuws voor ons dietisten. Het rapport is vooral waardevol omdat het erg moeilijk is om de noodzaak en de resultaten van ons werk aan te tonen. 

Dat bleek vorig jaar, toen minister Schippers van VWS besloot om de dieetadvisering niet meer onderdeel te laten zijn van de basisverzekering. Om dieetadvisering vergoed te krijgen, moesten mensen vanaf januari 2012 een (goede) aanvullende verzekering hebben. De dieetadvisering was niet nodig in de basisverzekering vond minister Schippers. Een uitspraak van haar is: “Bij mijn afweging speelt ook een rol dat ik van mening ben dat het in de eerste plaats de eigen verantwoordelijkheid van het individu is om gezond met zijn lichaam om te gaan.''

Het kabinet ging ervan uit dat zorgverzekeraars de dieetadvisering in hun aanvullende polissen op zouden nemen. Maar de meeste verzekeraars lieten het afweten. Er zijn er die geen enkele vergoeding in hun pakket hebben opgenomen. Andere vergoeden alleen in het duurste pakket de dieetadvisering voor maximaal vier uur. Dit heeft ertoe geleid dat mensen vrijwel elke behandeling zelf moeten betalen. Vooral mensen met een minimuminkomen beschikken vaak niet over de middelen om dure aanvullende pakketten af te sluiten of om deze kosten voor dieetadvisering voor eigen rekening te nemen. En met name deze groep kent de grootste gezondheidsproblemen.

Door al deze ontwikkelingen werd het extra belangrijk om aan te kunnen tonen wat het belang is van optimale dieetadvisering. Het behandelen van mensen met obesitas (ernstig overgewicht) is een lang traject waarbij veel samengewerkt dient te worden met andere (para)medici. Obesitas hangt samen met tal van chronische aandoeningen. Volwassenen met obesitas hebben, vergeleken met mensen zonder overgewicht, tien tot twintig keer
zoveel kans op diabetes, meer dan drie keer zoveel kans op slaapapneu en baarmoeder-slijmvlieskanker,twee tot drie keer zoveel kans op hart- en vaatziekten en gewrichtsaandoeningen en tot twee keer zoveel kans op borstkanker, dikkedarmkanker en vruchtbaarheidsproblemen.
Ook bij kinderen hangt obesitas samen met gezondheidsschade: ze hebben een verhoogde kans om ook op latere leeftijd obesitas te hebben en een verhoogd risico op DM2, klachten aan het bewegingsapparaat, cardiovasculaire risicofactoren en leververvetting. Ook lopen ze meer kans op psychosociale problemen.


De ZorgstandaardObesitas onze gouden standaard. Deze geeft niet alleen aan welke zorg er geleverd moet worden, maar ook hoe die georganiseerd moet worden en aan welke kwaliteitseisen die moet voldoen. In de Zorgstandaard staat dat mensen met obesitas een minimale behandelduur van twee jaar moeten hebben. Daarna volgt begeleiding voor onbepaalde tijd. Ook dit komt in het rapport naar voren. Uit de uitgevoerde literatuurstudie blijkt dat méér consulten bij de diëtist leiden tot grotere effecten in termen van gewichtsverlies, verlaging van het cholesterol en verlaging van het bloedsuikergehalte. Het is aannemelijk dat ook de besparing op de zorgkosten groter is wanneer patiënten intensiever worden behandeld door de diëtist.

Voor elke euro die wordt besteed aan dieetbehandeling bij deze patiënten krijgt de maatschappij netto € 14,- tot € 63,- terug: € 56,- in gezondheidswinst, € 3,- aan netto besparingen op de totale zorgkosten en € 4,- als productiviteitswinst (mensen hebben minder verzuim op het werk).(onderzoek SEO: dieetadvisering zeer kosteneffectief)
Het demissionair kabinet heeft besloten de dieetadvisering in 2013 wel weer op te laten nemen in de basisverzekering. Wel met een bezuinigingsmaatregel ten opzichte van 2011. Het gaat in 2013 om 3 behandeluren (voorheen waren het 4 behandeluren). Het is een stap in de goede richting.

donderdag 4 oktober 2012

Soda War

Het is half september als ik op het journaal hoor dat het voorstel van de burgemeester van New York, Michael Bloomberg, over het beperken van de hoeveelheid frisdrank (per beker), is aangenomen. Dit voorstel houdt in dat bekers frisdrank niet groter mogen zijn dan 16 ounces, dat wil zeggen een krappe halve liter (473 ml). Dit maakt dat het verboden is voor restaurants, koffietentjes, straatverkopers, sporthallen en bioscopen om gezoete dranken te schenken die groter zijn dan deze maat of om klanten grotere bekers (dan 473 ml) mee te geven als ze het zelf mogen inschenken. Dit geldt voor de hele stad New York.
Onnodig te zeggen dat dit voorstel een hele hoop kritiek kreeg. De term Soda War (frisdrank-oorlog) ontstond en werd al snel door iedereen als samenvatting voor deze maatregel gebruikt. Mensen vinden het overbeschermend, bemoeizuchtig en irrationeel dit opgelegd te krijgen bij wet. Toch is deze regel er een in een serie van regels (allemaal opgelegd door Michael Bloomberg) die te maken hebben met het verbeteren van de gezondheid. De eerdere regels gingen over het rookverbod in openbare ruimtes, het beperken van transvetzuren en verplichte aanduiding van de hoeveelheid calorieën per portie in fastfood restaurants (met die laatste regel zijn juist veel mensen blij).
De regel die nu nieuw is, het beperken van de grootte van de beker, geldt helaas niet voor dranken op melkbasis (denk aan grote cappuccino’s, caffe latte’s en milkshakes), vruchtensappen, alcoholische dranken en light frisdranken. Op de light frisdranken na, zijn ook dit stuk voor stuk hele calorierijke dranken.
Terwijl ik het nieuws hoor, probeer ik te bedenken hoe mijn eigen standpunt is over deze regel. Ben ik het ermee eens, of is het tóch overbeschermend, bemoeizuchtig en irrationeel?  Denkend aan de spreekuren en alle scholingen, cursussen en voorlichtingen die mijn collega’s en ik geven over gezond drinken, dan past zo’n regel over bekermaten daar inderdaad niet in. Wat wij veel meer doen is het vergroten van de bewustwording. Dat doen we bijvoorbeeld door het berekenen van de hoeveelheid suiker die iemand op een dag binnenkrijgt met het drinken. Door te tellen wat mensen gebruiken en dat met ze te bespreken en ze een manier laten bedenken om dit te beperken, hebben mensen zelf een beslissing genomen over wat, hoe en wanneer ze iets in hun gewoonten veranderen en dat is toch echt iets heel anders dan het opgelegd krijgen.
Een rekenvoorbeeld is het meest duidelijk hierbij. Het gebruik van 20 klontjes suiker per dag is eerder regel dan uitzondering. Denk aan een glas sinaasappelsap bij het ontbijt, 6 kopjes koffie of thee met 1 schepje suiker, een glas ijsthee in de middag en ’s avonds nog een glas frisdrank (let wel: ik neem hier niet eens alcohol in mee, dan zou de berekening hoger uitvallen. Bedenk ook dat ik hierbij uit reken met glazen van 200-250 ml. Geen Amerikaanse glazen van een halve liter). 20 klontjes suiker per dag is 140 klontjes suiker per week, dat is 2800 calorieën per week alleen aan de consumptie van suiker. Als je bedenkt dat de gemiddelde energiebehoefte van een vrouw 2000 calorieën per dag bedraagt en voor een man 2500 calorieën, dan is 2800 calorieën dus ruim een hele dag extra eten per week.
Voor een burgemeester in een stad waar 9,5 miljoen mensen wonen in een gebied van bijna 800 km2, is het misschien toch de snelste en meest efficiënte oplossing voor een letterlijk onwaarschijnlijk snel groeiend probleem (overgewicht en obesitas) om er maar een wetsregel van te maken en zo de frisdrankconsumptie terug te dringen. Natuurlijk hoop ik dat ook in NY meer tijd en geld wordt gestoken in een gedegen voorlichting waardoor mensen toch hun keuzes zelf kunnen maken.

donderdag 27 september 2012

Automatiek

Bij ontmoetingen met mensen die ik nog niet (goed) ken en met wie ik een praatje maak (bij vrienden, op een feestje, op vakantie), komt het gesprek vaak al snel op: wie ben je, wat is de reden dat je hier bent en wat doe jij voor werk. Als ik vertel dat ik diëtist ben, doen mensen eigenlijk vaak al snel de aanname: ‘dus je werkt veel met oude mensen?’. Dat juist het tegendeel waar is, verbaast en verrast hen dan. Ik ben namelijk een groot deel van mijn werk bezig met zowel de preventie als de behandeling over overgewicht en obesitas bij kinderen.
In januari van dit jaar vond er een groot nationaal congres plaats over Kinderobesitas. VU medisch centrum heeft samen met CBO en TNO voor de jeugdgezondheidszorg een richtlijn opgesteld  voor zowel preventie als behandeling van kinderen met overgewicht. De richtlijn biedt een integrale aanpak van overgewicht en obesitas, waarbij  rijksoverheid, school, gezin, jeugdgezondheidszorg, huisarts, kinderarts,  psychologen, én ook sportclubs en het bedrijfsleven een belangrijke rol spelen. De richtlijn is opgesteld in opdracht van VWS is op het congres gepresenteerd. Ik vond het bijzonder inspirerend en educatief om daarbij aanwezig te zijn en kwam ook helemaal weer met zinderende energie ervandaan.
Ten tijde van het congres, kwam (ongelukkigerwijs) net het nieuws dat vervoersbedrijf Connexxion zou gaan beginnen met een proef met snackautomaten in de bus. In vijftig bussen, die rijden in de regio’s Amstelveen, Aalsmeer, Uithoorn, Schiphol en de gemeente Haarlemmermeer, werd onderzocht hoe de reizigers de automaten en het assortiment waarderen. Naast snoepwaren werd tevens de mogelijkheid onderzocht om een assortiment samen te stellen met gezonde producten en sample machines die kleine verpakkingen van nieuwe producten kunnen aanbieden. De proef zou 3 maanden duren.
Dit nieuws leverde in de media verhitte discussies op. Al snel werd de term obesibus opgepikt en werd er druk getwitterd. Laurent de Vries (GGD Nederland), Jaap Seidell (hoogleraar humane voedingsleer en public health beleidsexpert), Rinda de Besten (loco burgemeester Utrecht) en Esther de Lange (EU parlement, CDA) en vele anderen lieten zich horen. Ook Frank van Berkum (jawel: dr Frank) liet wat van zich horen en schreef een open brief.

In het weekend erna ging ik met vriendinnen naar Antwerpen. Toen we in het (overigens prachtige) Centraal station liepen, zag ik daar in de grote hal een broodautomaat staan. Ik was er helemaal verrast door, een automaat vol vers brood. In plaats van een ongezonde snack kun je er dus voor kiezen een halfje volkoren uit de automatiek te trekken. Eenmaal weer thuis ging ik er eens op googlen en kwam zo tot de ontdekking dat de broodautomaten allesbehalve nieuw zijn. In België zijn er heel erg veel en ze bevinden zich vaak in de buurt van een bakker zodat men na sluitingstijd ook nog een vers brood kan kopen.
Dit laatste mooie voorbeeld van gemak in combinatie met gezondheid, biedt eigenlijk veel mogelijkheden die aansluiten met het werk waar mijn collega’s en ik inde stad veel mee bezig zijn: de gezonde schoolkantine, de gezonde sportkantine, noem maar op. Ook daar staan vaak automaten met een heel andere (en minder gezonde!) inhoud. Lijkt me een prachtige kans om daar ook wat goeds van te maken.
En o ja hoe het met de obesibus gesteld is: het vervoersbedrijf heeft aangegeven dat de proef geslaagd is bevonden en dat ze er zeker mee verder gaan. In welke vorm en met welke partners is nog niet bekend. Lijkt me een hele mooie kans om hier een gezonde draai aan te gaan geven.

woensdag 19 september 2012

Conditionering

In de tuin zie ik een muis rondscharrelen. Ik kijk bezorgd of ik onze kat ook zie, want als die de muis in het oog krijgt, dan duikt hij er zo bovenop. Hij is dol op muizenjacht waarbij hij de muis stukjes laat lopen, er tegenaan mept, weer een stukje laat lopen en er dan op springt, weer een stukje laat lopen…. Dat gaat zo wel een tijdje door totdat de muis het begeeft. Maar onze kat zit op dat moment verveeld met zijn waterbakje te spelen: pootje erin, pootje eruit. Hij likt de waterdruppels van zijn klauwtje. Gelukkig maar.

Dat jachtinstinct zit zo diepgeworteld in de kat dat hij ook als we een plastic speelgoedmuis door de kamer laten lopen  enthousiast erbovenop springt en het beestje aanvalt alsof zijn leven ervan af hangt. Ook vangt hij pluchen speelgoedmuisjes die wij naar hem toe gooien tussen zijn scherpe tanden of tussen 2 uitgestrekte klauwen.
Het gedrag van dieren is natuurlijk uitgebreid bestudeerd. Een hele bekende fysioloog die onderzoek deed bij onder anderen honden is Ivan Pavlov (1849-1936). Hij deed onderzoek naar de spijsvertering. Als onderdeel van dit onderzoek wilde hij de speekselproductie van honden bij de toediening van verschillende soorten voedsel meten. Hierbij stuitte hij echter op het verschijnsel dat de honden al speeksel gingen produceren nog voor hij het voedsel had gegeven, en zelfs als hij zonder voedsel deed alsof hij ze ging voeren.
Pavlov onderzocht dit verschijnsel verder, door bijvoorbeeld 5 seconden vóór het voeren een beel te laten rinkelen. Na een aantal keren bleken de honden inderdaad bij het rinkelen van een bel al speeksel af te scheiden. Dit heet nu de geconditioneerde reflex, en het door Pavlov ontdekte verschijnsel heet klassieke conditionering (ook wel de Pavlovreactie genoemd): als een prikkel A (de bel) herhaaldelijk voorafgaat aan prikkel B (het voeren) dat een bepaald gedrag (speekselproductie) oplevert, dan zal op den duur prikkel A reeds dat gedrag opleveren, ook zonder prikkel B.
Bij mensen is het verschijnsel van klassieke conditionering ook te zien. Mensen vertellen op het dieetspreekuur over gedrag dat is aangeleerd. Een voorbeeld hiervan is gaan afrekenen bij het tanken. In het tankstation liggen snoep, snacks, ijs, broodjes, frisdrank en noem maar op heel duidelijk in het zicht (prikkel A). Mensen leren zich soms aan om altijd bij het tanken ook iets te eten te kopen (prikkel B).  Het gedrag is het steeds eten/ snoepen/ snacken bij het tanken.
Een ander voorbeeld van de Pavlovreactie is op de bank zitten (prikkel A) met de tv aan (prikkel B) en wat lekkers eten (het gedrag is ook speekselproductie, gevolgd door  eten). Voor sommige mensen voelt het inmiddels als onmogelijk om op de bank te zitten, tv te kijken en daarbij niets te eten.
Als mensen de wens hebben hun eetgewoonten te veranderen (bijvoorbeeld omdat ze willen afvallen of hun gezondheidsrisicio’s willen beperken), betekent dat ook dat hun gedrag moet gaan veranderen. Daarover gaan de gesprekken op het dieetspreekuur. Want om het aangeleerde gedrag te veranderen is veel tijd, energie, motivatie en volharding nodig.
***********************************************************
Vind je mijn blogs leuk om te lezen? Deel ze met vrienden en collega's op Social Media.

donderdag 13 september 2012

19 September: Dag van de Diëtist


Eind augustus lees ik in een artikel in The New York Times dat steeds meer grote supermarktketens in de Verenigde Staten diëtisten in dienst hebben. In het artikel wordt uitgelegd dat dit een explosief groeiend fenomeen is in de afgelopen 3-4 jaar. De ‘gewone’ supermarkt wil zich hiermee namelijk onderscheiden en afzetten tegen speciale supermarkten zoals Whole Foods (de hippe, gezonde en steeds populairder wordende biologische supermarkt) en tegen de enorm grote supermarkten zoals Walmart (vergelijkbaar met het oppervlak van zo’n 15x de Albert Heijn XL winkels). Daarnaast spelen deze supermarkten in op het groeiend aantal mensen dat zich meer en meer bewust wordt van de rol die voeding speelt bij gezondheid en welbevinden.

Op 19 september is het De Dag van de Diëtist. Goed om rond zo’n dag eens stil te staan bij alle werkzaamheden van de diëtisten. Ik lees in het NY Times artikel dat de diëtisten in de supermarkt voedings- en dieetadviezen geven ( zij hebben hun spreekuur dus in een aparte ruimte in de supermarkt), doen kookdemonstraties, geven rondleidingen door de supermarkt en maken boodschappenlijstjes met de klanten. Zij lopen met hen door de supermarkt en laten zien wat de klant het best kan kopen, passend bij hun vraag of dieet of leefstijl. Ze geven scholingen en verzorgen educatieprogramma’s over bijvoorbeeld hart- en vaatziekten en diabetes. Daarnaast stellen ze boodschappenpakketten samen voor mensen die bijvoorbeeld willen afvallen en weinig tijd hebben voor of geen zin hebben in de zoektocht door de supermarkt: welke producten zijn geschikt bij hun dieet.

Als ik kijk naar de werkzaamheden van de diëtisten van Careyn, dan zie ik veel overeenkomsten. Maar voor onze diëtisten gaan de werkzaamheden veel verder. De diëtisten in de supermarkten werken heel solistisch. Dat is een enorm verschil met hoe het werkveld van de diëtisten van Careyn eruit ziet. Zij werken juist veel samen met de andere zorgverleners binnen Careyn, zoals de diabetesverpleegkundigen, longverpleegkundigen, oncologieverpleegkundigen, praktijkondersteuners en verpleeghuisartsen. Hierdoor wordt de zorg voor mensen (letterlijk van 0 tot 100 jaar) perfect op elkaar afgestemd zodat elke cliënt de zorg krijgt die hij nodig heeft. Kortom, zorg op maat.

Buiten Careyn zijn er nog eens zoveel samenwerkingspartners. Denk hierbij aan verwijzers (huisartsen, kinderartsen, jeugdartsen, specialisten) en andere paramedici zoals fysiotherapeuten, verpleegkundigen, logopedisten en verloskundigen.

Niet alleen zijn de diëtisten bezig met het leveren van zorg, maar spelen ook een grote rol bij preventie. De diëtisten werken heel nauw samen met de GG&GD in Utrecht en zijn daardoor betrokken bij selectieve, geïndiceerde en zorggerelateerde preventie. Het opsporen van en toeleiden naar de zorg is een belangrijk onderdeel van deze manier van werken. Denk hierbij aan het geven van workshops, scholingen en cursussen, samen met partners uit de wijk: de wijkgezondheidswerkers van de GG&GD, de JOGG-coaches, de pedagogen van het opvoedbureau. Dit vindt plaats binnen de wijken, en inderdaad soms ook in de supermarkten. Dit is helemaal passend in de Careyn gedachte: Persoonlijk en altijd dichtbij, want samen werkt het beter. Voor elkaar, met elkaar.

Voor de diëtisten van Careyn is elke werkdag eigenlijk wel De Dag van de Diëtist, maar om deze ene speciale dag op 19 september samen met verwijzers, Careyn collega’s en cliënten te vieren, zijn er in alle Careyn werkgebieden leuke activiteiten georganiseerd.

Activiteiten voor praktijkondersteuners

Regio Utrecht:
- lunch op donderdag 20 september

Regio Noord:
- lunch/borrel regio Westland
- lunch/borrel regio NWN
- lunch/borrel regio Delft + Pijnacker

Regio Midden:
- lunch/borrel regio GO
- lunch/borrel regio Hoeksche Waard
- lunch/borrel regio Voorne Putten

Activiteiten voor cliënten

In Utrecht wordt in diverse lokaties van het Centrum Jeugd voor Jeugd en Gezin een thematafel ingericht voor ouders van kinderen, met als thema gezond drinken.

Activiteiten voor personeel Careyn

Wedstrijd via Facebook, Twitter, etc. (bijvoorbeeld receptenwedstrijd)


Auteur: Anton van Asch, Directeur Careyn Gezondheid Service